3.1
Het middel klaagt over de beslissing van de rechtbank dat het in dit geval gerechtvaardigd is vooruit te lopen op het van kracht worden van (de wijziging van) het Bzd. Het middel klaagt onder meer dat de rechtbank niet heeft geoordeeld en beslist ‘in accordance with a procedure prescribed by law’ ten behoeve van ‘lawful detention of [a person] of unsound mind’ als bedoeld in art. 5 lid 1, onderdeel e, en lid 4 EVRM. Nu de Wzd nog niet kon worden toegepast, was de Wvggz van toepassing en had de rechtbank de verzochte machtiging moeten afwijzen, althans de zaak op de voet van art. 38 lid 10 Wzd moeten aanhouden om haar gevoelen of een zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz niet passender zou zijn aan het CIZ en de officier van justitie kenbaar te maken, aldus het middel.
3.2.1
Ingevolge onder meer art. 5 lid 1 EVRM mag niemand van zijn vrijheid worden beroofd buiten de gevallen bij of krachtens de wet voorzien. Voor de burger dient voorzienbaar te zijn in welke gevallen en onder welke duidelijk omschreven voorwaarden de overheid de bevoegdheid toekomt hem van zijn vrijheid te beroven. De nationale wetgeving moet in haar toepassing voldoende voorzienbaar zijn.2
3.2.2
Het middel bestrijdt niet dat betrokkene gedwongen kon worden opgenomen in een accommodatie, maar stelt aan de orde onder welk wettelijk regime (de Wzd of de Wvggz) het gedwongen verblijf van betrokkene in een accommodatie kon worden voortgezet. In dat verband dient te worden onderzocht of ten tijde van de beslissing van de rechtbank de voortzetting van het gedwongen verblijf van betrokkene in een Wzd-accommodatie een wettelijke basis had en of die wettelijke basis in haar toepassing voldoende voorzienbaar was.
3.3.1
Art. 1 lid 4 Wzd bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur ziekten en aandoeningen kunnen worden aangewezen die voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap indien:
a. deze ziekten en aandoeningen dezelfde gedragsproblemen of regieverlies als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kunnen veroorzaken;
b. de benodigde zorg in verband met deze gedragsproblemen of regieverlies vergelijkbaar is met de zorg die nodig is bij een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap;
c. deze gedragsproblemen kunnen of dit regieverlies kan leiden tot ernstig nadeel.
3.3.2
Bij het hiervoor in 2.1 en voetnoot 1 genoemde Besluit van 20 april 2020 is in het Bzd hoofdstuk 1A ingevoegd, getiteld: “Gelijkgestelde ziekten en aandoeningen”. Art. 1a.1 van het gewijzigde Bzd luidt:
“1. Met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap worden gelijkgesteld:
a. het syndroom van Korsakov, indien dit syndroom bij de cliënt zich uit als een neurocognitieve stoornis met daaruit voortkomende significante beperkingen overeenkomstig die van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap;
(…).
2. Of sprake is van een syndroom, ziekte of letsel als bedoeld in het eerste lid, blijkt uit een verklaring van een ter zake kundige arts dan wel uit een indicatiebesluit als bedoeld in de Wet langdurige zorg.”
In lid 1 worden onder b. en c. ook de ziekte van Huntington en niet-aangeboren hersenletsel gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, onder dezelfde voorwaarden als gelden voor de gelijkstelling van het syndroom van Korsakov. Het Besluit van 20 april 2020 is met ingang van 1 mei 2020 in werking getreden.
3.3.3
Dat (onder meer) het syndroom van Korsakov gelijkgesteld zou worden met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap is al aangekondigd in de memorie van toelichting bij de Wzd3:
“Zorgaanbieders die zorg leveren aan mensen met dementie of een verstandelijke beperking, hebben onder hun cliënten ook personen die géén psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking hebben, maar wel in dezelfde mate – als gevolg van een ziekte of een aandoening – gedragsproblemen of regieverlies vertonen, wat kan leiden tot ernstig nadeel. Voorbeelden daarvan zijn de ziekte van Huntington, het syndroom van Korsakov of ernstige vormen van niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
De gevolgen van deze ziekten en aandoeningen, en de benodigde zorg, zijn vergelijkbaar met die van een psychogeriatrische aandoening. In dit lid wordt het mogelijk gemaakt om bij algemene maatregel van bestuur bepaalde ziekten of aandoeningen, zoals hierboven genoemd, eveneens onder de werking van het onderhavige wetsvoorstel te brengen. De criteria waaraan een ziekte of een aandoening moet voldoen om bij algemene maatregel van bestuur aangewezen te worden zijn in de wet zelf opgenomen. Het gaat om ziekten en aandoeningen die, in dezelfde mate als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, gedragsproblemen of regieverlies kunnen veroorzaken, wat kan leiden tot ernstig nadeel. De gevolgen én de benodigde zorg dienen vergelijkbaar te zijn met die van een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap.”
3.3.4
Het voornemen tot wijziging in de hiervoor bedoelde zin van het Bzd is op 20 september 2019 kenbaar gemaakt op de door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beheerde website www.dwangindezorg.nl.4 Vervolgens heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij brief van 20 december 2019 aan de Tweede Kamer laten weten dat hij wat betreft de gelijk te stellen aandoeningen met een aanpassing van het Bzd zou komen.5 De brief vermeldt voorts:
“Ook leven bij zorgaanbieders vragen in welke situatie welk wettelijk regime van toepassing is. Voor cliënten met de ziekte van Huntington, Korsakov of Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) geldt het volgende. In september 2019 heb ik mijn voornemen gepubliceerd welke van deze cliënten onder de Wzd zullen vallen.
Onder «Afspraken overgangsjaar» zal ik erop ingaan hoe in het overgangsjaar zal worden omgegaan met de gelijkgestelde aandoeningen totdat de wijziging van het Bzd hierover in werking treedt.
Afspraken in het overgangsjaar
Wat betreft de zogeheten gelijkgestelde aandoeningen ga ik de eerder onder het kopje “stand van zaken” genoemde wijziging van het Bzd zo snel mogelijk in procedure te brengen. Ik kan mij voorstellen dat de praktijk daar al zoveel mogelijk rekening mee houdt.”
3.3.5
Gelet op hetgeen hiervoor in 3.3.1-3.3.4 is overwogen, stond art. 5 EVRM niet eraan in de weg dat de rechtbank vooruit liep op de inwerkingtreding van de wijziging van het Bzd waarmee het syndroom van Korsakov is gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap als bedoeld in de Wzd. In art. 1 lid 4 Wzd (zie hiervoor in 3.3.1) is nauwkeurig bepaald onder welke voorwaarden ziekten en aandoeningen bij AMvB kunnen worden aangewezen die voor de toepassing van de Wzd worden gelijkgesteld met een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap. Voorts was blijkens de hiervoor in 3.3.3 en 3.3.4 vermelde citaten ten tijde van de beslissing van de rechtbank voldoende voorzienbaar dat bedoelde gelijkstelling er zou komen, op korte termijn in het Bzd zou worden neergelegd en dat de praktijk daar volgens de minister al zoveel mogelijk rekening mee kon houden.
Nu in cassatie niet is bestreden dat betrokkene lijdt aan het syndroom van Korsakov en dat dit zich zodanig presenteert dat is voldaan aan de voorwaarden van art. 1 lid 4 Wzd, stond het de rechtbank vrij te anticiperen op de aangekondigde gelijkstelling en de op grond van art. 24 lid 1 Wzd verzochte machtiging te verlenen.
De hiervoor in 3.1 weergegeven klacht faalt dan ook.
3.4
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).