Bezwaarschrift tegen dagvaarding t.z.v. verdenking van zedenmisdrijven (art. 245, 247, 248a en 248b Sr) door voormalig plaatsvervangend hoofd OvJ functioneel parket, art. 262 Sv. Hof heeft bezwaarschrift, inhoudende dat OM geen uitvoering heeft gegeven aan door HR gegeven beschikking tot aanwijzing van ander gerecht door oorspronkelijk bij onderzoek tegen verdachte betrokken OvJ’s als zaaksofficieren te handhaven, ongegrond verklaard. 1. Door hof toegepaste maatstaf en bijbehorend toetsingskader in geval van bezwaarschrift tegen dagvaarding. 2. ’s Hofs oordeel dat bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard, nu het niet hoogst aannemelijk is dat OM n-o zal worden verklaard. 3. Voorwaardelijk verzoek tot horen getuigen. HR: art. 81.1 RO. Vervolg op ECLI:NL:HR:2019:76 (verzoekschrift tot aanwijzing van ander gerecht, art. 510.1 Sv).
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag van 5 maart 2020, nummer AV 000079-20, op een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 262 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.O.M. Dieben, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De procureur-generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2020.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: