Art. 81 lid 1 RO. Huurrecht. Kort geding. Vervolg op HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810. Is tekortkoming huurder van voldoende gewicht om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen? Art. 6:265 lid 1 BW.
Rechtspraak.nl RvdW 2021/10 S&E HW 2021/1, UDH:S&E HW/50076 met annotatie van Huib Hielkema
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD, gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Eigen Haard,
advocaat: J.P. Heering.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/13/641880 / KG ZA 18-55 FB/JvS van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2018, 26 februari 2018 en 25 oktober 2018;
het arrest in de zaak 200.250.228/01 KG van het gerechtshof Amsterdam van 29 oktober 2019;
zijn tussenarrest in deze zaak van 24 april 20201.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Eigen Haard heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad:
-
verwerpt het beroep;
-
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Eigen Haard begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 4 december 2020.