Artikel 8
1. De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen, (…) worden voldaan uit de netto-inkomens der echtgenoten naar evenredigheid daarvan; (…)
2. Onder netto-inkomen wordt verstaan het inkomen onder aftrek van de daarover verschuldigde belasting op inkomen, premieheffing-volksverzekeringen en andere wettelijke inhoudingen of heffingen (…)
“Door [de vrouw] wordt ten huwelijk aangebracht:
Het compleet door haar te (…) uitgeoefende manegebedrijf met de daarbij behorende onroerende en roerende goederen, liquiditeiten, vordering en schulden. De roerende goederen liquiditeiten, vorderingen en schulden zijn de navolgende:
(…)
Voorts de navolgende schulden:
Een hypothecaire geldlening ten behoeve van de Westland Utrecht Hypotheekbank pro resto f 150.000,-;
Een geldlening van [de moeder van de vrouw] groot f 60.000,-;
Een geldlening van [de moeder van de man] groot f 115.000,-.”
(iii) De vrouw is eigenaar van een onroerende zaak (hierna: de onroerende zaak). Het manegebedrijf van de vrouw is aldaar gevestigd. De onroerende zaak omvatte op 31 december 2009 naast bedrijfsmatige opstallen een woning (zijnde de voormalige echtelijke woning) en een garage inclusief studiowoning.
(iv) In de periode van 13 oktober 1990 (de huwelijksdatum) tot 26 juni 1997 is een bedrag van ƒ 60.000,-- (€ 27.227,--) afgelost op de hiervoor onder (ii) genoemde schuld aan de moeder van de vrouw, en een bedrag van (afgerond) ƒ 17.000,-- (€ 7.716,--) op de hiervoor onder (ii) genoemde schuld aan de moeder van de man, dus in totaal € 34.943,--. Beide leningen zijn vóór het huwelijk door de vrouw aangegaan ten behoeve van de aankoop en de voorafgaand aan het huwelijk verrichte verbouwingen van de onroerende zaak.
(v) In 1997 is een drietal hypothecaire geldleningen afgesloten bij ABN AMRO, waarmee de hiervoor onder (ii) genoemde hypothecaire geldlening van Westland Utrecht Hypotheekbank van ƒ 150.000,-- (€ 68.067,--) en de restantschuld aan de moeder van de man van ƒ 98.000,-- zijn afgelost. De hypothecaire geldleningen bij ABN AMRO zijn de volgende:
(1) ƒ 200.000,-- (€ 90.756,--) spaarhypotheek op naam van de man, waarvan het saldo op 31 december 2009 € 43.672,-- bedroeg;
(2) ƒ 200.000,-- (€ 90.756,--) meegroeihypotheek op naam van de vrouw, waaraan een ‘meegroei-vrijpolis’ op naam van de man en de vrouw is verbonden, waarvan het saldo op 31 december 2009 € 12.929,-- bedroeg;
(3) ƒ 100.000,-- (€ 45.378,--) aflossingsvrije hypotheek op naam van de vrouw.
(vi) Tijdens het huwelijk is de onroerende zaak drie keer verbouwd.
(vii) De man is tot 1 juli 2002 in dienst geweest van een werkgever. Sinds 1 juli 2002 is de man in dienst van een op 10 maart 1994 opgerichte besloten vennootschap (hierna: de B.V.) waarvan hij directeur/grootaandeelhouder is. Bij het einde van zijn dienstbetrekking bij zijn werkgever heeft de man een schadeloosstelling wegens te derven inkomsten ontvangen, die hij door die werkgever heeft laten storten in de B.V. Op de balans van de B.V. per 31 december 2009 stond een voorziening voor stamrechtverplichtingen van € 74.427,-- voor de man.
(viii) In 2002 heeft de vrouw uit hoofde van geldlening een bedrag van € 107.275,-- van de B.V. ontvangen. Tijdens het huwelijk is niet op deze lening afgelost. Na 31 december 2009 heeft de vrouw het gehele bedrag van deze schuld aan de B.V. voldaan.
(ix) Tijdens het huwelijk van partijen heeft geen verrekening van overgespaard inkomen plaatsgevonden.
(x) De rechtbank heeft de door de vrouw verzochte echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 13 oktober 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.