HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/03092
Datum 20 maart 2020
1. [verzoekster 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verzoekster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verzoekster 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERZOEKSTERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [verzoeksters],
advocaat: J. den Hoed,
RNHB B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: RNHB,
advocaat: T.T. van Zanten.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
-
de vonnissen in de zaken C/16/19/205 F, C/16/19/206 F en C/16/19/207 F van de rechtbank Midden-Nederland van 16 april 2019;
-
het arrest in de zaken 200.258.320, 200.258.359 en 200.258.369 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juni 2019.
[verzoeksters] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het verzoekschrift tot cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. RNHB heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeksters] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 20 maart 2020.