De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof,
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur,
- wijzigt de hiervoor in 2.1.4 vermelde beschikking aldus dat daarin wordt bepaald dat belanghebbende (ook) na 31 december 2016 eigenrisicodrager WGA vast en WGA flex is,
- draagt de Inspecteur op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende heeft betaald voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep van € 841.
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van belanghebbende voor het geding bij de Rechtbank en het Hof, vastgesteld op een vierde van € 4.725, derhalve € 1.181,25 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
- draagt de Staatssecretaris van Financiën op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 519, en
- veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op een vierde van € 2.363, derhalve € 590,75 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2020.