De Staat vordert in dit geding van [verweerder] schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Aan deze vordering heeft de Staat het volgende ten grondslag gelegd.
Op de computer van [verweerder] zijn 4084 aangiften inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen over de jaren 2007-2009 aangetroffen. Daarvan zijn in verband met de opzettelijk onjuiste aangiften 3697 aangiften inhoudelijk beoordeeld door de belastingdienst. Het totale bedrag van het nadeel voor de Staat als gevolg van de aangiften bleek € 1.962.134,-- te belopen.
De onjuiste aangiften hebben tot veel extra werkzaamheden voor de Staat geleid. Deze werkzaamheden bestonden in het controleren van de aangiften, onder meer door van de belastingplichtigen bewijsstukken op te vragen en deze te controleren, en in het corrigeren van de aangiften, met vaststelling van een gewijzigde aanslag dan wel oplegging van een navorderingsaanslag. Deze aanslagen dienden vervolgens te worden ingevorderd, teneinde terugbetaling te verkrijgen van de eerder op grond van de onjuiste aangiften ten onrechte uitgekeerde bedragen.
De Staat heeft de kosten van deze extra werkzaamheden, bestaande in arbeidsuren van medewerkers, begroot op in totaal € 391.681,--. De Staat vordert dit bedrag als schadevergoeding. Voorts vordert de Staat in hoger beroep vergoeding van kosten voor (extra) werkzaamheden in de invordering, nader op te maken bij staat.
Hiernaast heeft de Ontvanger in eerste aanleg schadevergoeding, op te maken bij staat, van [verweerder] gevorderd in verband met de onmogelijkheid van verhaal van ten onrechte uitgekeerde bedragen.