In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij vonnis van 8 februari 20171 is ten name van de Provincie de vervroegde onteigening uitgesproken van gedeelten van een aantal percelen in de gemeente Schinnen en de gemeente Nuth (aangeduid met grondplannummers 1, 4, 7, 22, 25, 27, 34, 46, 63 en 73, hierna: de percelen). Dit vonnis is op 5 september 2017 ingeschreven in de openbare registers.
(ii) Voorafgaand aan de onteigening was [de onteigende] eigenaar van de percelen. Drie van de percelen (grondplannummers 1, 7 en 63) maken onderdeel uit van het landgoed Reijmersbeek. Het landgoed bestond op de peildatum onder andere uit het kasteel Reijmersbeek, met bijbehorend park en bos, en een monumentale carréhoeve met bijbehorende agrarische opstallen en gronden. Deze gebouwen staan alle op (het na onteigening overblijvende gedeelte van) perceel grondplannummer 63. Dit perceel en de bij het landgoed behorende percelen grondplannummers 1 en 7 bestaan voor het overige uit park/bos dan wel agrarische grond/weiland. Dat laatste geldt ook voor de vijf nabij het landgoed gelegen percelen met de grondplannummers 22, 25, 27, 34 en 46. Twee, eveneens nabij het landgoed gelegen, percelen zijn ingericht en bestemd als bos/natuur, namelijk de percelen met de grondplannummers 4 en 73.
(iii) De onteigening heeft plaatsgevonden ter uitvoering van het inpassingsplan ‘Buitenring Parkstad Limburg’, dat voorziet in de realisatie van een provinciale ringweg.