Art. 81 lid 1 RO. Vermogensrecht. Motiveringsklachten tegen oordeel hof dat medewerker niet vertegenwoordigingsbevoegd was en dat niet de schijn is gewekt dat hem volmacht was verleend.
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/15/267406 / HA ZA 17-839 van de rechtbank Noord-Holland van 31 januari 2018 en 19 september 2018;
het arrest in de zaak 200.251.665/01 van het gerechtshof Amsterdam van 31 maart 2020.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Evean heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor Evean toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad:
-
verwerpt het beroep;
-
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Evean begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 24 september 2021.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: