HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/05893
Datum 9 april 2021
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. MAATSCHAPPIJ WILHELMINA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. [C] HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
5. [C] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
6. FIPARDO HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
7. STICHTING BEHEER DERDENGELDEN CAUTE,
gevestigd te Amsterdam,
8. STICHTING [eiseres 8],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: J. van Weerden,
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ING,
advocaten: A. Stortelder en B.T.M. van der Wiel.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
-
het vonnis in de zaak C/13/614832/HA ZA 16-912 van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2017;
-
het arrest in de zaak 200.235.712/01 van het gerechtshof Amsterdam van 24 september 2019.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
ING heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor ING mede namens J.R.T. Bouma.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- -
verwerpt het beroep;
- -
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren G. Snijders, als voorzitter, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
9 april 2021.