De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof, de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas,
- vernietigt de aanslagen in de rioolheffing voor het jaar 2014,
- draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas op aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 532,
- draagt de heffingsambtenaar van de gemeente Horst aan de Maas op aan belanghebbende te vergoeden het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof van € 508 en het bij de Rechtbank betaalde griffierecht ter zake van de behandeling voor de Rechtbank van € 331,
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 2.136 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
- veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Horst van de Maas in de kosten van belanghebbende voor het geding voor het Hof, vastgesteld op € 1.068 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en in de kosten van belanghebbende voor het geding voor de Rechtbank, vastgesteld op € 1.068 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en in de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 265 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.