Beklag, beslag ex art. 94a Sv op auto, scooter en telefoon onder klager na veroordeling t.z.v. vermogensdelicten. Geen openbare behandeling klaagschriften i.v.m. COVID-19 (corona). O.g.v. art. 23.2 Sv moeten door raadkamer het OM, verdachte en andere procesdeelnemers worden gehoord, althans hiertoe worden opgeroepen, tenzij anders voorgeschreven. O.g.v. art. 552a.7 Sv dient klaagschrift tijdens openbare raadkamerzitting te worden behandeld. Uit beschikking Rb volgt dat geen openbare raadkamerzitting heeft plaatsgehad. Dit verzuim leidt tot nietigheid van beschikking. Door Rb genoemde ‘LOVS-richtlijnen betreffende maatregelen ter beperking van verspreiding van coronavirus’ (waarmee kennelijk wordt gedoeld op praktische maatregel van ‘buiten zitting om’ behandelen van zaken, zoals genoemd in ‘Tijdelijke regeling strafrecht’) leiden niet tot ander oordeel. Volgt vernietiging en terugwijzing.
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2020, nummers RK 20/80 en RK 20/81, op klaagschriften als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de klager.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift te worden afgedaan.
2 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat geen openbare behandeling van de klaagschriften heeft plaatsgevonden. Daartoe wordt aangevoerd dat de rechtbank de zaak heeft afgedaan op basis van het dossier en de voorhanden schriftelijke standpunten, maar dat daarbij de rechtbank heeft gehandeld “in weerwil van de voorgestelde en gekozen procedure van een schriftelijke afdoening met schriftelijke rondes over en weer”, waaronder ook de gelegenheid tot repliek en dupliek.
2.2
De rechtbank heeft de klaagschriften van de klager ongegrond verklaard. De beschikking van de rechtbank houdt onder meer het volgende in:
“Procesgang
De klaagschriften in de zaken A en B zijn beide op 7 januari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 8 januari 2020 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt in beide zaken. Via de e-mail heeft de officier van justitie op 14 april aangegeven dat standpunt te handhaven.
Gelet op de LOVS-richtlijnen betreffende maatregelen ter beperking van verspreiding van het coronavirus is -met instemming van de verdediging en het Openbaar Ministerie- op 1 mei 2020 buiten raadkamer op de verzoekschriften besloten. Dit na partijen de gelegenheid te hebben geboden om, in plaats van de geplande behandeling ter raadkamerzitting van 17 april 2020, schriftelijk het standpunt nader toe te lichten.”
2.3
Op grond van artikel 23 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) moeten door de raadkamer het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers worden gehoord, althans hiertoe worden opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Op grond van artikel 552a lid 7 Sv dient het klaagschrift tijdens een openbare raadkamerzitting te worden behandeld.
2.4
Uit de beschikking van de rechtbank volgt dat geen openbare raadkamerzitting heeft plaatsgehad. Mede gelet op wat in het cassatiemiddel is aangevoerd leidt dit verzuim tot nietigheid van de beschikking. De door de rechtbank genoemde ‘LOVS-richtlijnen betreffende maatregelen ter beperking van verspreiding van het coronavirus’ - waarmee kennelijk wordt gedoeld op de praktische maatregel van het ‘buiten zitting om’ behandelen van zaken, zoals genoemd in de ‘Tijdelijke regeling strafrecht’ die in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.16 deels is weergegeven in de versie van 1 september 2020 - leiden niet tot een ander oordeel.
2.5
De klacht is terecht voorgesteld.
3 Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de cassatiemiddelen voor het overige niet nodig.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2021.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: