2.1.1 Belanghebbende heeft in 2005 met zijn levenspartner een woonappartement in [Q] gekocht voor een koopsom van € 1.115.000. Ieder heeft de onverdeelde helft van het appartementsrecht gerekend tot het vermogen van de door ieder van hen afzonderlijk gedreven onderneming.
2.1.2 Het appartementsrecht geeft blijkens de akte van levering recht op het uitsluitende gebruik van de woning. Het appartement is aangeschaft mede met het doel de reistijd tussen woning en werk te verkorten. De partner van belanghebbende heeft het appartement in de loop van 2006 als woning in gebruik genomen. Zij verbleef er ongeveer vier dagen per week. Belanghebbende verbleef in 2006 één à twee dagen per week in het appartement.
2.1.3 De samenlevingsovereenkomst tussen belanghebbende en zijn partner is per 1 december 2006 beëindigd. Bij de verdeling van de gezamenlijke bezittingen en schulden heeft belanghebbende het aandeel in het appartementsrecht van de partner overgenomen (hierna: de overgenomen helft van het appartementsrecht). Van die verdeling is een akte opgemaakt, gedagtekend 7 mei 2007, waarin is vastgelegd dat belanghebbende en de partner aan het appartement in onderling overleg een waarde hebben toegekend ter grootte van de aanschafwaarde, vermeerderd met de verbouwingskosten. Bij de cijfermatige opstelling van de verdeling van de gezamenlijke bezittingen en schulden is de overgenomen helft van het appartementsrecht in aanmerking genomen voor de helft van de aankoopsom inclusief kosten en exclusief omzetbelasting en verminderd met door de partner bij haar winstberekening gepleegde afschrijvingen (per saldo € 585.387), en vermeerderd met verbouwingskosten exclusief omzetbelasting (€ 171.740), in totaal € 757.127.
2.1.4 Belanghebbende heeft ook de overgenomen helft van het appartementsrecht tot zijn ondernemingsvermogen gerekend en per 1 januari 2007 op de balans geactiveerd voor het bedrag van € 757.127.
2.1.5 In het onderhavige jaar (2010) heeft hij zijn onderneming gestaakt en het appartementsrecht overgebracht naar zijn privévermogen. Daarbij heeft hij de waarde van het appartement bepaald met inachtneming van de bewoonde staat ervan. Hiervan uitgaande bedraagt de waarde van het appartementsrecht € 845.000, zijnde 65 procent van € 1.300.000 (taxatiewaarde van het appartement). De boekwaarde van het appartementsrecht op 31 december 2010 was € 1.233.662. Belanghebbende heeft aldus in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen bij de berekening van de daarin begrepen stakingswinst een boekverlies van € 388.662 in aanmerking genomen.
2.2.1 Voor het Hof was in geschil het bedrag waarvoor belanghebbende de overgenomen helft van het appartementsrecht per 1 januari 2007 moet activeren op de balans. Belanghebbende nam het standpunt in dat de overgenomen helft van het appartementsrecht door hem is aangekocht ten behoeve van zijn onderneming en tegen aanschaffingskosten mag worden geactiveerd op de balans. De Inspecteur nam het standpunt in dat de overgenomen helft van het appartementsrecht vanuit het privévermogen is ingebracht in de onderneming van belanghebbende en dat de inbrengwaarde op de waarde in bewoonde staat moet worden gesteld.
2.2.2 Het Hof heeft geoordeeld dat ter bepaling van het bedrag waarvoor de overgenomen helft van het appartementsrecht per 1 januari 2007 moet worden geactiveerd op de balans van de onderneming, moet worden uitgegaan van de waarde in bewoonde staat. Het heeft daartoe overwogen dat belanghebbende en de partner vanaf de aankoop van het appartement in gelijke mate de feitelijke beschikking hadden over het appartement en het appartement in onderlinge afstemming door hen beiden duurzaam werd bewoond ofwel aan hen beiden duurzaam voor zelfbewoning ter beschikking stond. Daarvan uitgaande, doet zich een geval voor dat op één lijn is te stellen met de situatie waarin de belastingplichtige bij gelegenheid van de aanvang van een onderneming een duurzaam door hemzelf bewoond pand vanuit zijn privévermogen doet overgaan naar zijn ondernemingsvermogen. Ook bij belanghebbende doet zich de situatie voor dat een door hem duurzaam bewoond pand wordt ingebracht in de onderneming, zij het dat in dit geval de inbreng plaatsvindt voor de onverdeelde helft van een pand en in een bestaande onderneming, aldus het Hof.