Doodslag (art. 287 Sr)-, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (art. 285.1 Sr) en verkrachting (art. 242 Sr) door in 2019 in Amsterdam bij een 68-jarige vrouw in het openbaar seksuele handelingen te verrichten en haar zodanig te mishandelen dat slachtoffer in coma is geraakt en zeven weken later is overleden. Terbeschikkingstelling met dwangverpleging van overheidswege. Afwijzing van in appelschriftuur gedaan en ttz. in hoger beroep gehandhaafd (voorwaardelijk) verzoek nader gedragsdeskundig onderzoek betreffende verdachte te laten plaatsvinden op de grond dat deskundige heeft verklaard "dat de kans klein is dat nader onderzoek van de verdachte leidt tot nieuwe informatie en (andere) inzichten". Kon hof vervolgens (mede) daarop oordeel baseren dat noodzaak van dat onderzoek (om die redenen) niet is gebleken? HR: art. 81.1 RO.
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 januari 2021, nummer 23-000417-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.M.J. Comans, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze vijf jaren en negen maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2022.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: