Arbeidsrecht. Is arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan voor zes maanden (standpunt werkgever) of ruim een jaar (standpunt werknemer)? Door werknemer overgelegde arbeidsovereenkomst ten onrechte niet in beoordeling betrokken.
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak 7974327 UE VERZ 19-242 JD/40888 van de kantonrechter te Utrecht van 17 oktober 2019;
de beschikkingen in de zaak 200.272.425 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juli 2020 en 12 april 2021.
De werknemer heeft tegen de beschikking van het hof van 12 april 2021 beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Logidist heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De werknemer is op 18 december 2018 bij Logidist in dienst getreden als chauffeur. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd. Partijen verschillen van mening over de overeengekomen duur.
(ii) Logidist stelt zich op het standpunt dat de overeengekomen duur zes maanden is en dat de overeenkomst is geëindigd op 18 juni 2019. De werknemer stelt dat is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt op 31 december 2019.
2.2
De werknemer verzoekt in deze procedure, voor zover in cassatie van belang, Logidist op de voet van art. 7:681 lid 1 BW te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 10.531,12. De werknemer heeft een kopie van een arbeidsovereenkomst overgelegd waarin staat dat de overeenkomst is aangegaan voor de periode van 18 december 2018 tot 31 december 2019. Logidist heeft een kopie overgelegd van een gelijkluidende arbeidsoverkomst, met dien verstande dat daarin staat dat de overeenkomst is aangegaan voor de periode van 18 december 2018 tot 18 juni 2019.
2.3
De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer afgewezen.
2.4.1
Het hof heeft bij tussenbeschikking1 de werknemer toegelaten te bewijzen dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van 18 december 2018 tot 31 december 2019. De werknemer heeft getuigen laten horen. Aan het slot van het proces-verbaal van het getuigenverhoor staat dat de advocaten de originelen van de arbeidsovereenkomst(en) ter griffie zullen deponeren.
2.4.2
Het hof heeft bij eindbeschikking2 de uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd en daartoe onder meer overwogen dat de werknemer het origineel van de arbeidsovereenkomst waarop hij zich beroept, niet in het geding heeft gebracht en niet geslaagd is in het aan hem opgedragen bewijs.
3 Beoordeling van het middel
3.1
Het middel klaagt dat het hiervoor in 2.4.2 weergegeven oordeel van het hof onbegrijpelijk is omdat de werknemer wel degelijk, op 2 februari 2021, het origineel van de arbeidsovereenkomst waarop hij zich beroept, ter griffie van het hof heeft gedeponeerd.
3.2
De klacht is gegrond. De werknemer heeft bij de procesinleiding in cassatie een kopie gevoegd van een akte van depot van 2 februari 2021, inhoudende dat de werknemer op die datum ter griffie van het hof (locatie Arnhem) een originele arbeidsovereenkomst heeft gedeponeerd. De inhoud van de depotakte is door Logidist in cassatie niet betwist. Daarmee staat vast dat de werknemer een ‘originele arbeidsovereenkomst’ bij het hof heeft gedeponeerd. Omdat het hof dit door de werknemer in het geding gebrachte stuk niet in zijn beoordeling heeft betrokken kan de beschikking niet in stand blijven.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
-
vernietigt de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 april 2021;
-
verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing;
-
veroordeelt Logidist in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 395,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 16 september 2022.
1 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 juli 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:11358
2 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3493
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: