2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 en 2 bewezenverklaard dat:
“1. hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 januari 2017 in Nederland telkens een ander opzettelijk middelen heeft verschaft die geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienden om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten:
- deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot de in artikelen 288a en/of 289 van het Wetboek van Strafrecht, omschreven misdrijven (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft verdachte alstoen aldaar geldbedragen van
- USD 500,-- (op 20 juli 2016) en
- € 1.951,-- (op 28 september 2016) en
- € 961,-- (op 8 november 2016) en
- € 400,-- (op 21 november 2016) en
- € 3.500,- (op 8 november 2016) en
aan tussenpersonen in Turkije en/of Libanon verzonden en doen toekomen, terwijl deze geldbedragen telkens bestemd waren om geldelijke steun te verlenen aan de gewapende Jihadstrijd en/of strijders van die gewapende Jihadstrijd in Syrië, in welke strijd terroristische misdrijven worden gepleegd, te weten ten behoeve van [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , zijnde broers van verdachte en/of strijders van de gewapende Jihadstrijd, te weten van terroristische organisatie IS, welke strijders en organisatie tot oogmerk hadden het plegen van terroristische misdrijven, en aldus dienden om geldelijke steun te verlenen aan de gewapende strijd in Syrië;
2. hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 9 december 2016 in Nederland meermalen telkens opzettelijk in strijd met het krachtens artikel 2 en 3 van de Sanctiewet 1977 vastgestelde verbod van artikel 2 en artikel 2a van de Sanctieregeling Al-Qaida 2011 juncto artikel 2 en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002 (jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 632/2013 van de Commissie en jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 583/2014 van de Commissie en/of jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 630/2014 van de Commissie) en juncto artikel 2 van de Verordening (EU) nr. 2016/1686 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2016 heeft gehandeld door ten behoeve van Islamic State in Iraq and the Levant, zijnde een groep als bedoeld in de bij Verordening nr. 881/2002 en Verordening (EU) nr. 2016/1686 en Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 en Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 583/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014) behorende lijsten en/of als bedoeld in de lijst, vastgesteld door het comité, bedoeld in paragraaf 6 van Resolutie 1267 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,
indirect tegoeden ter beschikking te stellen (waardoor voornoemde groep tegoeden, goederen of diensten kunnen verwerven) en bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de bepalingen van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 881/2002 te omzeilen, doordat hij
(a) voor en/of aan en/of ten behoeve van Islamic State in Iraq and the Levant indirect geldbedragen ter beschikking heeft gesteld van
- USD 500,-- (op 20 juli 2016) en
- € 1.951,-- (op 28 september 2016) en
- € 961,-- (op 8 november 2016) en
- € 400,-- (op 21 november 2016) en
- € 3.500,- (op 8 december 2016).”
2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 13 maart 2019 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik heb geld gestuurd naar mijn broers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Het was een mogelijkheid om ze weg te halen uit IS-gebied. Ik realiseer me dat het strafbaar is.
Ik hoor de voorzitter de in de tenlastelegging vermelde bedragen voorhouden. Die bedragen kloppen. De voorzitter houdt mij een foto voor uit het dossier van een mevrouw genaamd [betrokkene 5] . Ik ken haar niet, maar ik heb een bericht via WhatsApp gehad met haar foto en haar ID. Het is familie van de smokkelaar. Je stuurt het geld naar die persoon. Mijn broers tonen dan op de foto het stortingsbewijs van Western Union en dan gaat zij het geld ophalen. Zo gaat het.
2. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2020 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik heb meerdere malen met zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 1] contact gehad. Ze hadden afstand genomen van de ideologie van IS. Als mijn broers terug naar Nederland zouden gaan, zouden zij door IS als afvallige worden gezien.
Toen ik geld overmaakte ten behoeve van mijn broers verbleven zij in Syrië.
3. Een proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 20 maart 2018, documentnummer AMB-009, van het proces-verbaal van de FIOD met nummer 62467. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 231-237).
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Onderzoek girale mutaties voorafgaand aan money transfers
Melder: Western Union Payment Services Ireland Ltd
Transactiedatum: 28 september 2016
Soort transactie: Money transfer vanuit Nederland
Naar land: naar Turkije
Transactiebedrag: € 1.951,-
Opdrachtgever: [verdachte]
Begunstigde: [betrokkene 6]
Melder: Western Union Payment Services Ireland Ltd
Transactiedatum: 8 november 2016
Soort transactie: Money transfer vanuit Nederland
Naar land: naar Libanon
Transactiebedrag: € 961,-
Opdrachtgever: [verdachte]
Begunstigde: [betrokkene 7]
Melder: Western Union Payment Services Ireland Ltd
Transactiedatum: 21 november 2016
Soort transactie: Money transfer vanuit Nederland
Naar land: naar Turkije
Transactiebedrag: € 400,-
Opdrachtgever: [verdachte]
Begunstigde: [betrokkene 8]
Melder: Western Union Payment Services Ireland Ltd
Transactiedatum: 8 december 2016
Soort transactie: Money transfer vanuit Nederland
Naar land: naar Turkije
Transactiebedrag: € 3.500,-
Opdrachtgever; [verdachte]
Begunstigde: [betrokkene 5]
Op 8 december 2016 wordt vanuit het Western Union kantoor in Utrecht door [verdachte] een bedrag van € 3.500,- overgemaakt aan [betrokkene 5] in Turkije.
4. Een proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 23 april 2018, documentnummer AMB-015, van het proces-verbaal van de FIOD met nummer 62467. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (p. 253-256).
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Door Western Union is een excel spreadsheet verstrekt, waarin twee tabbladen met gegevens zijn opgenomen. Op één van de tabbladen staan de transacties betreffende de verdachte vermeld.(...)
Hieruit komt naar voren dat op 20 juli 2016 door [verdachte] , vanuit Utrecht 500 Amerikaanse dollar is overgemaakt aan [betrokkene 7] . Het bedrag is afgehaald bij het kantoor in [plaats] in Libanon.
5. Een geschrift, zijnde een Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Financiën van 11 november 2016, gepubliceerd op 21 november 2016, nr. MinBuZa-2016.752939, tot aanwijzing van [betrokkene 1] als persoon jegens wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is, bijlage nummer DOC-003, als bijlage van het proces-verbaal van de FIOD met nummer 62467. (...)
6. Een geschrift, zijnde een Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Financiën van 11 november 2016, gepubliceerd op 21 november 2016, nr. MinBuZa-2016.752932, tot aanwijzing van [betrokkene 2] als persoon jegens wie de Sanctieregeling terrorisme 2007-II van toepassing is, bijlage nummer DOC-004, als bijlage van het proces-verbaal van de FIOD met nummer 62467. (...)
7. Een geschrift, zijnde het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 november 2017 betreffende de veroordeelde [betrokkene 1] , bijlage nummer DOC-006, als bijlage van het proces-verbaal van de FIOD met nummer 62467. Het geschrift houdt in - voor zover relevant -:
Gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBROT:2017:8497
[betrokkene 1] is bij onherroepelijk vonnis van 2 november 2017 door de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren voor deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, gepleegd in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 15 november 2016 in Syrië en/of Irak. Deze organisatie betreft IS.
8. Een proces-verbaal van eerste verhoor verdachte d.d. 11 december 2016 van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche, gevoegd als bijlage nummer DOC-014, als bijlage van het proces-verbaal van de FIOD met nummer 62467.
als de op 11 december 2016 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben samen met mijn broer [betrokkene 2] naar Irak gereisd. Je hebt geen keus, je moet iets doen voor ISIS.”
2.3
Het hof heeft in het bestreden arrest ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
“Gevoerd verweer ten aanzien van feit 1
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich overeenkomstig haar overgelegde pleitaantekeningen op het standpunt gesteld, dat - kort gezegd - de verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het financieren van terrorisme, zoals dat is tenlastegelegd onder feit 1. De verdachte heeft enkel de geldbedragen aan tussenpersonen overgemaakt ten behoeve van de vlucht van zijn broers uit Syrië. De raadsvrouw heeft in dat kader aangevoerd dat de verdachte pas de geldbedragen heeft overgemaakt, nadat beide broers aan hem hadden gezworen afstand te hebben genomen van IS. De raadsvrouw heeft dan ook bepleit dat de verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt vast dat de verdachte heeft erkend dat de onder 1 tenlastegelegde bedragen op de tenlastegelegde data door hem zijn gestort teneinde [betrokkene 2] en [betrokkene 1] , broers van de verdachte die zich op dat moment in Syrië bevonden, uit IS-gebied te krijgen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het financieren van terrorisme, doordat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het door hem overgemaakte geld geheel of ten dele, direct of indirect, terecht zou komen bij de terroristische organisatie IS, reeds vanwege het enkele feit dat personen gelieerd aan IS, zoals mensensmokkelaars en grensbewakers, geld aan de overboekingen overhouden.
Het hof verwerpt dan ook het door de raadsvrouw gevoerde verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich meermalen opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan terrorismefinanciering.”