HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/01609
Datum 17 juni 2022
1. [de bewindvoerder], handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[onderbewindgestelde],
wonende te [woonplaats],
2. [verzoekster 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verzoekster 3],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTERS tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: de Werkneemsters,
advocaat: K. Aantjes,
FACILITIES & RESULTS B.V., handelende onder de naam FRIS & REIN SCHOONMAAKDIENSTEN,
gevestigd te Schiedam,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: R&F,
advocaat: H.J.W. Alt.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
-
de beschikking in de zaken 5843493 VZ VERZ 17-6425, 5843621 VZ VERZ 17-6426 en 5844023 VZ VERZ 17-6454 van de rechtbank Rotterdam van 18 mei 2017;
-
de beschikkingen in de zaak 200.221.235/01 van het gerechtshof Den Haag van 15 mei 2018 en 12 januari 2021.
De Werkneemsters hebben tegen de beschikking van het hof van 12 januari 2021 beroep in cassatie ingesteld.
R&F heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de Werkneemsters heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel in het principale beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de beschikking van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- -
verwerpt het principale beroep;
- -
veroordeelt de Werkneemsters in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van R&F begroot op € 913,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de Werkneemsters deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 17 juni 2022.