In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De werknemer was sinds 2011 in dienst bij de werkgever.
(ii) In februari 2017 heeft de werknemer zich ziekgemeld in verband met psychische problematiek.
(iii) De werknemer heeft medio maart en begin mei 2017 afspraken gehad met de bedrijfsarts. Daarna is hij eind mei en eind juni 2017 zonder bericht niet op het spreekuur van de bedrijfsarts verschenen, ook nadat de werkgever hem had gewaarschuwd dat als hij niet op de afspraak zou verschijnen dit tot een loonstop en uiteindelijk tot een beëindiging van het dienstverband zou (kunnen) leiden.
(iv) Eind juni 2017 heeft de werkgever de loonbetaling aan de werknemer opgeschort.
(v) De werkgever heeft bij het UWV een deskundigenoordeel over haar re-integratie-inspanningen aangevraagd. Het UWV heeft op 25 juli 2017 geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever voldoende zijn geweest.
(vi) De werkgever heeft in september 2017 bij de kantonrechter een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer op grond van art. 7:669 lid 3, onder e, BW (verwijtbaar handelen of nalaten), omdat de werknemer zijn re-integratieverplichtingen niet was nagekomen doordat hij zonder rechtvaardigingsgrond niet was verschenen op het spreekuur bij de bedrijfsarts en evenmin had gereageerd op de toegepaste loonopschorting (hierna: de e-grond). De werknemer is in de ontbindingsprocedure niet verschenen. Bij beschikking van 1 november 2017 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ingang van 2 november 2017 ontbonden op de e-grond (hierna: de ontbindingsbeschikking). Tegen de ontbindingsbeschikking is geen hoger beroep ingesteld.
(vii) In april 2019 heeft de politie de werknemer thuis in een slechte geestelijke en lichamelijke toestand aangetroffen. Medio juli 2019 heeft de werknemer zich bij het UWV ziekgemeld en een Ziektewetuitkering aangevraagd.
(viii) In een arbeidsdeskundig en in een verzekeringsgeneeskundig rapport van het UWV van juli 2021 is vermeld dat de werknemer in de periode van juni tot november 2017 vanwege zijn medische situatie niet in staat was om de vereiste re-integratie-inspanningen te leveren, dat hij in die periode een ernstige medische aandoening had waardoor hij niet in staat was om zich aan afspraken te houden of doelmatig te handelen en dat de werknemer daarom niet kan worden verweten dat hij geen contact onderhield met de bedrijfsarts/werkgever.