Mallorcazaak. Uitgaansgeweld, o.m. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen (art. 141 Sr) waardoor een slachtoffer (A) is overleden. Vordering benadeelde partij.
1. Groepsaansprakelijkheid, art. 6:166.1 BW. Is verdachte aansprakelijk voor schade die verband houdt met letsel van A?
2. Vordering b.p. (vriendin van A) t.a.v. materiële schadevergoeding wegens gederfd levensonderhoud, art. 6:108.1 BW. Kon hof vordering toewijzen?
Ad 1. HR: art. 81.1 RO onder verwijzing naar HR:2025:1055.
Ad 2. Om redenen vermeld in HR:2025:1055 is klacht gegrond. Ook oplegging schadevergoedingsmaatregel kan niet in stand blijven.
Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. beslissing op vordering van vriendin (t.a.v. gederfd levensonderhoud) en oplegging van schadevergoedingsmaatregel en terugwijzing. Samenhang met 24/01167, 24/01181, 24/01183 en 24/01204.
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 maart 2024, nummer 21-005167-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
hierna: de verdachte.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat M. Berndsen bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
Namens de [benadeelde 1] heeft de advocaat E.W. Bosch een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal T. Hartlief heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de [benadeelde 1] voor zover daarin een bedrag van € 198.057,00 voor vergoeding van gederfd levensonderhoud is begrepen en de daarmee samenhangende oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde 1] , tot terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht, en tot verwerping voor het overige.
De advocaat van de benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 1] heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte op grond van artikel 6:166 lid 1 in samenhang met artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is voor de schade die verband houdt met het aan [slachtoffer] toegebrachte letsel.
2.2
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat – mede gelet op de gronden die zijn vermeld in het vandaag uitgesproken arrest in de zaak 24/01181, ECLI:NL:HR:2025:1055, onder 3 – deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet verder te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de toewijzing van de door de [benadeelde 1] gevorderde materiële schadevergoeding wegens gederfd levensonderhoud en de in verband daarmee opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
3.2
De klacht is gegrond. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 24/01181, ECLI:NL:HR:2025:1055, onder 5. Dat brengt mee dat in zoverre ook de oplegging van de in artikel 36f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht voorziene maatregel niet in stand kan blijven (vgl. HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:901).
3.3
Omdat de klacht gegrond is, is bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de [benadeelde 1] voor zover daarin een bedrag van € 198.057 voor vergoeding van gederfd levensonderhoud is begrepen en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde 1] ;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien van de beslissing op de vordering van de [benadeelde 1] ter zake van gederfd levensonderhoud en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [benadeelde 1] opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2025.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: