Mallorcazaak. Uitgaansgeweld, o.m. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen (art. 141 Sr) waardoor een slachtoffer (A) is overleden. Vordering benadeelde partij.
1. Groepsaansprakelijkheid, art. 6:166.1 BW. Is verdachte aansprakelijk voor schade die verband houdt met letsel van A?
2. Vordering b.p. (ouders van A) t.a.v. immateriële schadevergoeding, art. 6:95.2 en 6:106 BW. Kon hof oordelen dat A (die door geweld direct bewustzijn heeft verloren, in coma is geraakt en is overleden, zonder nog bij bewustzijn te zijn geweest) immateriële schade heeft geleden en dat die schade (door vererving) in aanmerking komt voor vergoeding aan nabestaanden?
3. Vordering b.p. (vriendin van A) t.a.v. materiële schadevergoeding wegens gederfd levensonderhoud, art. 6:108.1 BW. Kon hof vordering toewijzen?
Ad 1. HR: art. 81.1 RO onder verwijzing naar HR:2025:1055.
Ad 2. Om redenen vermeld in HR:2025:1055 slaagt middel. HR zal vordering van nabestaanden afwijzen. Ook oplegging schadevergoedingsmaatregel kan niet in stand blijven.
Ad 3. Om redenen vermeld in HR:2025:1055 is klacht gegrond. Ook oplegging schadevergoedingsmaatregel kan niet in stand blijven.
Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. beslissing op vorderingen van ouders (t.a.v. ‘vererfde immateriële schade’, met afwijzing in zoverre) en van vriendin (t.a.v. gederfd levensonderhoud) en oplegging van schadevergoedingsmaatregelen en terugwijzing. Samenhang met 24/01167, 24/01178, 24/01181 en 24/01204.