Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2025:1061

Hoge Raad
08-07-2025
08-07-2025
23/04110
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2025:228
In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2023:3277
Strafrecht
Cassatie

Medeplegen van doodslag door in 2020 in Maastricht buurman met kracht tegen hoofd te slaan en, als hij op de grond ligt, tegen hoofd te schoppen (art. 287 Sr) en (gekwalificeerde) diefstallen (art. 310 en 311 Sr). Vordering benadeelde partij (broer en zus van slachtoffer) t.a.v. immateriële schadevergoeding, art. 6:95.2 en 6:106 BW. Kon hof oordelen dat slachtoffer (dat door geweld direct bewustzijn heeft verloren, in coma is geraakt en is overleden, zonder nog bij bewustzijn te zijn geweest) immateriële schade heeft geleden en dat die schade (door vererving) in aanmerking komt voor vergoeding aan nabestaanden? Om redenen vermeld in HR:2025:1055 slaagt middel. HR zal vordering van nabestaanden afwijzen. Ook oplegging schadevergoedingsmaatregel kan niet in stand blijven.

Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. beslissing op vordering van broer en zus (met afwijzing van vordering) en oplegging van schadevergoedingsmaatregel. Samenhang met 23/04033.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 23/04110

Datum 8 juli 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 oktober 2023, nummer 20-001099-22, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat P. van de Kerkhof bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.

Namens [aangever 1] en [aangever 2] , de erven van de [benadeelde] , heeft de advocaat F.W. Oehlen een verweerschrift ingediend.

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft (i) de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, (ii) de vordering van de [benadeelde] en (iii) de daarmee verband houdende schadevergoedingsmaatregel die is opgelegd, tot terugwijzing van de zaak naar het hof opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1

Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat het overleden slachtoffer [benadeelde] immateriële schade heeft geleden en dat die schade – door vererving – in aanmerking komt voor vergoeding aan zijn erfgenamen [aangever 1] en [aangever 2] .

3.2

Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 24/01181, ECLI:NL:HR:2025:1055, onder 4.3, 4.5, 4.6 en 4.7. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen en de vordering van de nabestaanden van [benadeelde] afwijzen. Dat brengt mee dat ook de oplegging van de in artikel 36f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht voorziene maatregel niet in stand kan blijven (vgl. HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:901).

4 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren.

5 Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, de beslissing op de vordering van de [benadeelde] (althans zijn erfgenamen [aangever 1] en [aangever 2] ) en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van deze benadeelde partij(en);

- vermindert de duur van de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze elf jaren en acht maanden beloopt;

- wijst de vordering van de [benadeelde] (althans zijn erfgenamen [aangever 1] en [aangever 2] ) af;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2025.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.