4.1 24
ora heeft allereerst aangevoerd dat Eiser geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Dat verweer wordt verworpen. De aard van de vordering leent zich bij uitstek voor een procedure als de onderhavige. Het feit dat er contacten tussen 24ora en minister Oduber zijn geweest over een vervangende tekst, staat hieraan niet in de weg. Hier komt het Gerecht nog op terug.
4.2
Het geschil kent inhoudelijk verschillende kanten. Allereerst het feit dat er stiekem foto’s zijn gemaakt van de lunch van (Naam 1) c.s. op 8 juni 2016; daarna de plaatsing van die (op zichzelf onschuldige) foto’s op social media met weinig verheffende bewerkingen en commentaren en vervolgens de berichtgeving op de website 24ora.com over de betrokkenheid van (Naam 4) en Eiser hierbij. Kenmerkend daarvan is, dat (Naam 4) en Eiser met naam en toenaam worden genoemd als degene(n) die de foto’s heeft of hebben gemaakt en door 24ora worden aangeduid als spionnen van de staat, waarbij een directe relatie met hun dagelijkse werkzaamheden wordt gelegd en in het artikel voorts een ongezouten mening over hen wordt gegeven. Het Gerecht merkt op dat alleen het laatste onderdeel van de gebeurtenissen aan zijn oordeel is onderworpen.
4.3
Het juridisch kader wordt gevormd door enerzijds een beroep van Eiser op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en bescherming van zijn eer en goede naam en anderzijds door het door 24ora uitgeoefende en door haar bepleite recht van de vrijheid van meningsuiting. Maatgevend voor de beoordeling van de (mogelijke) botsing tussen deze twee grondrechten is HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230 (herhaald in HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3627) inhoudende:
“Bij een botsing tussen enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting en anderzijds het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, moet het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het concrete geval zwaarder weegt, worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval. Daarbij komt aan de positie van de pers bijzondere betekenis toe gelet op enerzijds de taak van de pers om informatie en ideeën van publiek belang te verspreiden en om zijn vitale rol van publieke waakhond te spelen, en anderzijds gelet op het recht van het publiek informatie en ideeën te ontvangen. Bij genoemde afweging geldt niet als uitgangspunt dat voorrang toekomt aan het door art. 7 Gw en art. 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. Voor de door art. 8 EVRM beschermde rechten geldt hetzelfde. De toetsing dient in één keer te geschieden waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle terzake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van art. 10 lid 2 EVRM, dan wel art. 8 lid 2 EVRM. Indien gebruik wordt gemaakt van herkenbare beelden is in het kader van deze afweging niet van belang of, naast de schending van de persoonlijke levenssfeer, tevens schending van het portretrecht aan de vordering ten grondslag wordt gelegd”.
Voor Aruba is in art. I.12 van de Staatsregeling een bepaling opgenomen die overeenkomt met die van art. 7 van de Nederlandse Grondwet.
4.4
In het kader van deze integrale beoordeling overweegt het Gerecht het volgende:
1. Niet kan worden vastgesteld wie de foto’s van (Naam 1) c.s. heeft gemaakt. 24ora heeft gesteld dat dit (Naam 4) of Eiser is geweest, maar dat is niet komen vast te staan. De betrokkenen kunnen zelf ook geen zekerheid verschaffen en het blijft bij sterke vermoedens. Het Gerecht wil aannemen dat de foto’s vanuit hun richting zijn genomen, maar (Naam 4) en Eiser hebben aangevoerd dat achter hen zich de toegang tot de toiletten en de ingang van de keuken bevonden, zodat ook anderen in staat zijn geweest de foto’s te maken.
2. Het maken van foto’s van personen met een publieke functie, zoals (Naam 1), in een openbare ruimte is op zichzelf niet onrechtmatig. Het is inherent aan hun positie dat zij worden opgemerkt en van hen mag worden verwacht dat zij zich meer laten welgevallen dan een willekeurige privépersoon.
3. Niet kan worden vastgesteld dat (Naam 4) of Eiser de foto’s van (Naam 1) c.s. hebben verspreid via social media, noch dat zij betrokken zijn geweest bij de onsmakelijke bewerkingen daarvan. In dit kader heeft 24ora aangevoerd dat de snelheid van verspreiding via fake-accounts is verlopen en dat daarvoor gevorderde IT-kennis is vereist. Dat is echter onvoldoende om aan te nemen dat dit door (Naam 4) of Eiser is gebeurd.
4. De foto’s van de lunch van (Naam 1) c.s. hebben op social media een scherpe politieke lading gekregen, waarbij tegenstellingen binnen de politieke verhoudingen zijn uitvergroot en de positie van 24ora als nieuwsmedium en contact voor politici ter discussie is gesteld.
5. Dat het maken van de foto’s en de verspreiding op social media een kennelijk politiek doel diende is een belang dat door 24ora mocht worden aangekaart in het kader van haar journalistieke functie. Hierbij kan haar ook een zekere mate van vrijheid worden gegund in de selectie en waardering van de feiten, waarbij wel van haar mag worden verwacht dat zij - voordat zij personen van gebeurtenissen of daden beschuldigt - behoorlijk onderzoek doet en hoor en wederhoor toepast. Dit weegt zwaarder indien het gaat om niet-politieke ambtsdragers en zeker indien een artikel vervolgens (sterk) opiniërend is.
6. Dat minister Oduber in overleg met één van de journalisten een “alternatieve” tekst voor het artikel in de vorm van een editorial heeft voorgesteld kon door 24ora, althans vanuit haar journalistieke optiek, worden opgevat als een aanwijzing dat er politieke bedoelingen zaten achter het maken en verspreiden van de foto’s. Uit niets is overigens gebleken dat Oduber hierbij als vertegenwoordiger van (Naam 4) en/of Eiser optrad.
4.5
Dit tegen elkaar afwegend, is niet onbegrijpelijk dat 24ora het maken en de verspreiding van de foto’s als een politieke actie heeft gezien en daarop heeft gereageerd. Dat neemt niet weg dat - en dát is de inzet van dit Kort Geding - hiermee niet is gezegd dat Eiser en/of (Naam 4) daarbij betrokken zijn geweest. 24ora heeft in haar reactie te snel en op te weinig feiten haar conclusies ten aanzien van hen getrokken. Door vervolgens (Naam 4) en Eiser te bestempelen als “spionnen van de staat”, hun foto bij het artikel te plaatsen en hun integriteit als overheidsdienaars in twijfel te trekken heeft 24ora de grenzen van het betamelijke overschreden en zich ten opzichte van beide personen onrechtmatig gedragen.
4.6 24
ora heeft nog aangevoerd dat zowel Eiser als (Naam 4) moeten worden gezien als personen met een politieke benoeming. Het Gerecht leidt uit die opmerking af dat 24ora hiermee meent dat deze personen zich meer moeten laten welgevallen dan een niet-politieke medewerker. Die stelling kan in zijn algemeenheid niet als juist worden aanvaard. Immers medewerkers van politici opereren veelal op de achtergrond en hebben weinig mogelijkheden zich publiekelijk te verweren. Dat maakt hen juist kwetsbaar. Daarmee heeft 24ora rekening te houden.
4.7
Dit alles leidt ertoe dat de inbreuk op de privacy van Eiser in dit geval prevaleert en de uitlatingen van 24ora dienen te worden verwijderd en gerectificeerd, zoals door hem wordt gevorderd. Tegen de tekst van die rectificatie heeft 24ora zich niet verzet, zodat het Gerecht die zal opnemen in het dictum. Een door Eiser gevraagd verbod voor de toekomst zal het Gerecht afwijzen. Indien zich nieuwe feiten of omstandigheden aandienen, moet het voor 24ora mogelijk zijn om daarover te berichten.