Registratienummer: KG 120/08 - H 301/08
Uitspraak: 24 februari 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de vereniging
SINDIKATO DI PERSONAL DI STAF DI AQUALECTRA,
gevestigd op Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
- tegen -
de naamloze vennootschap
KOMPANIA DI PRODUKSHON DI AWA I ELEKTRISIDAD DI KORSOU N.V.,
gevestigd op Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes.
Partijen worden hierna ook "SPSA" en "Aqualectra" genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 3 juni 2008 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (verder: GEA), tussen partijen vonnis in kort geding gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 SPSA is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door op 23 juni 2008 een akte van hoger beroep in te dienen. Bij op 3 juli 2008 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft zij vier grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en haar vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Aqualectra in de proceskosten.
1.3 Bij memorie van antwoord heeft Aqualectra de niet-ontvankelijkheid bepleit van SPSA in haar vordering en de grieven bestreden. Zij heeft geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van SPSA in de proceskosten.
1.4 Op de voor pleidooi nader bepaalde dag hebben de gemachtigden van partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
3. De beoordeling
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist staan tussen partijen de volgende feiten vast:
a. Op 14 april 1992 is appellante opgericht onder de naam Asosiashon di Personal di Staf di K.A.E. N.V. "APSK". Aqualectra heeft in elk geval in de periode 2003-2005 met appellante gesprekken gevoerd over de arbeidsvoorwaarden van een deel van haar personeel. Dit deel van het personeel wordt wel aangeduid als stafpersoneel, stafleden of IAO-ers. Voor hen gold geen collectieve arbeidsovereenkomst.
b. Op 4 december 2007 zijn de statuten van appellante gewijzigd en heeft zij haar huidige naam gekregen. Bij brief van 11 januari 2008 aan Aqualectra heeft zij erkenning gevraagd om als vakbond in naam van de stafleden onderhandelingen te voeren.
c. Op 29 februari 2008 hebben vertegenwoordigers van Aqualectra en van de werknemersvereniging Sindikato di Trahardornan di Korsou (hierna: STK) een protocol van wijzigingen CAO 2007-2009 ondertekend (hierna: het protocol). Hierin staat vermeld dat de CAO 2003-2006 is geëindigd en dat Aqualectra en STK zijn overeengekomen een CAO 2007-2009 aan te gaan. In die nieuwe CAO zal worden bepaald dat per
1 januari 2008 een nieuwe CAO-salarisstructuur wordt geïntroduceerd, waarin drie additionele schalen zijn opgenomen, aangeduid als de schalen C-I, C-J en C-K, voor functies die volgens een functiewaarderingssysteem worden gewaardeerd met
157,5 tot en met 217 punten. Voor werknemers in die functies gold voordien geen collectieve arbeidsovereenkomst.
3.2 In dit kort geding heeft SPSA gevorderd dat de rechter Aqualectra zal bevelen
- kort gezegd - te bewerkstelligen dat de functies die worden gewaardeerd met 157,5 tot en met 217 punten, niet onder de nieuwe CAO zullen vallen, op straffe van verbeurte van dwangsommen. Aan deze vordering heeft SPSA de stelling ten grondslag gelegd dat Aqualectra door deze functies onder de nieuwe CAO te laten vallen wanprestatie pleegt jegens SPSA en haar leden, althans onrechtmatig handelt jegens SPSA en haar leden.
Het GEA heeft de vordering afgewezen. Daartegen is het hoger beroep gericht.
3.3 De verweren van Aqualectra die strekken tot niet-ontvankelijkverklaring van SPSA in haar vordering hebben geen voorrang op de verweren die strekken tot ontzegging daarvan of tot weigering van een voorziening. Gelet op de hierna te motiveren uitkomst van het hoger beroep kunnen eerstbedoelde verweren bij gebrek aan belang onbesproken blijven.
3.4 Het Hof zal eerst de positie van SPSA zelf bespreken. Aqualectra en SPSA staan niet tot elkaar in een contractuele relatie. De tussen partijen in het verleden gevoerde onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden van stafleden doen er niet aan af dat tussen partijen nooit een CAO of een andere overeenkomst tot stand is gekomen die Aqualectra zou verbinden om zich te onthouden van het aangaan van het protocol. Daarom heeft Aqualectra door het protocol aan te gaan geen wanprestatie jegens SPSA gepleegd.
Het is mogelijk dat het protocol ertoe leidt dat het aantal bij SPSA aangesloten werknemers vermindert. Dit treft SPSA in haar belangen. De tussen partijen in het verleden gevoerde onderhandelingen en het feit dat SPSA een niet verwaarloosbaar deel van de werknemers van Aqualectra vertegenwoordigt, brengen weliswaar mee dat Aqualectra gehouden is zich de gerechtvaardigde belangen van SPSA tot op zekere hoogte aan te trekken (deze gehoudenheid geldt overigens ook in omgekeerde richting), maar deze gehoudenheid gaat niet zover dat Aqualectra naar maatstaven van zorgvuldigheid jegens SPSA verplicht zou zijn zich te onthouden van het aangaan van het onderhavige protocol. Aqualectra dient een redelijk belang door met het oog op een efficiënt personeelsbeleid en ter voorkoming van onnodig onderscheid na te streven dat op termijn een einde komt aan het onderscheid tussen CAO-functies en staffuncties. Daarom heeft Aqualectra door het protocol aan te gaan ook geen onrechtmatige daad gepleegd jegens SPSA.
3.5 Het Hof zal thans de positie bespreken van de leden van SPSA. Hierbij verdient opmerking dat de vordering, voorzover zij strekt ter behartiging van de belangen van toekomstige werknemers van Aqualectra, gelet op art. 3:305a lid 1 BW geen succes kan hebben, nu de statuten van SPSA niet vermelden dat SPSA de belangen behartigt van toekomstige werknemers.
Het Hof onderscheidt drie groepen van leden.
a. Werknemers in functies die worden gewaardeerd met 157,5 tot en met 217 punten, en die in de relevante periode (tevens) lid zijn van STK. Deze werknemers zijn ingevolge art. 9 Landsverordening CAO gebonden aan het protocol en aan de nieuwe CAO. Hun gebondenheid daaraan wordt gerechtvaardigd door hun zelfgekozen lidmaatschap van STK. Aqualectra pleegt daarom noch wanprestatie, noch een onrechtmatige daad jegens deze werknemers. Overigens is gesteld noch gebleken dat deze werknemers door de nieuwe CAO erop achteruit gaan in hun arbeidsvoorwaarden.
b. Werknemers in functies die worden gewaardeerd met 157,5 tot en met 217 punten, maar die in de relevante periode geen lid zijn van STK. Deze werknemers zijn niet gebonden aan het protocol of aan de nieuwe CAO (hieraan kan het daarin opgenomen art. 1.1.6 niet afdoen). In zoverre worden deze werknemers door het protocol niet in hun belangen geschaad en pleegt Aqualectra ook jegens deze werknemers geen wanprestatie en geen onrechtmatige daad. Wel is Aqualectra ingevolge art. 14 Landsverordening verplicht de uit de CAO voortvloeiende bepalingen omtrent arbeidsvoorwaarden ook na te komen bij de arbeidsovereenkomsten die zij met deze werknemers aangaat. Deze verplichting kan deze werknemers slechts baten.
c. Werknemers in functies die worden gewaardeerd met meer dan 217 punten. Deze werknemers zijn evenmin gebonden aan het protocol of aan de nieuwe CAO. Ook zij worden door het protocol niet in hun belangen geschaad, zodat Aqualectra ook jegens hen geen wanprestatie en geen onrechtmatige daad pleegt.
3.6 Alle leden van SPSA behouden hun vrijheid om desgewenst al dan niet lid te blijven van SPSA en/of lid te blijven of te worden van STK. Voorzover de leden menen dat zij in hun eigen belangen geschaad worden doordat het aantal leden van SPSA vermindert, geldt dat ook dit Aqualectra niet ervan behoefde te weerhouden het protocol aan te gaan.
Ook voor het overige valt niet in te zien dat enig lid van SPSA in zijn belangen wordt getroffen door de handelwijze van Aqualectra.
3.7 Grief 1 richt zich tegen een overweging die de beslissing van het GEA niet draagt. Voorts mist de grief feitelijke grondslag, voorzover daaraan de veronderstelling ten grondslag is gesteld dat de bestreden overweging iets impliceert over de situatie na
31 december 2006. De grief treft daarom geen doel.
SPSA heeft weliswaar (buiten rechte) erkenning gevraagd om als vakbond in naam van de stafleden onderhandelingen te voeren, maar zij heeft niet gevraagd om toelating tot de onderhandelingen die tot het protocol hebben geleid en ook niet om heropening van die onderhandelingen. Voor de toewijsbaarheid van het onderhavige verzoek maakt het geen verschil of SPSA desgewenst tot dergelijke onderhandelingen had moeten worden toegelaten. Grief 2 faalt dan ook bij gebrek aan belang.
Grief 3 bouwt voort op grief 2 en moet het lot daarvan delen.
Grief 4 stuit af op hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen.
Het Hof ziet geen reden voor ambtshalve vernietiging van het bestreden vonnis.
3.8 Het bestreden vonnis dient te worden bevestigd. SPSA zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
BESLISSING:
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt SPSA in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van Aqualectra gevallen en tot op heden begroot op NAF. 262,50 aan verschotten en NAF. 5.100,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, E.P. van Unen en G.C.C. Lewin, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 24 februari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.