Registratienummer: KG 157/07 - H 171/08
Uitspraak: 6 maart 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap
GEMEENSCHAPPELIJK ELEKTRICITEITSBEDRIJF BOVENWINDSE EILANDEN N.V., h.o.d.n. GEBE,
gevestigd op Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagde, thans appellante,
gemachtigde: mr. R.J. Essed,
- tegen -
[werknemer],
wonend op Sint Maarten,
oorspronkelijk eiser, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.G. Bloem.
Partijen worden hierna GEBE en [werknemer] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Op 19 oktober 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, (hierna te noemen “GEA”) tussen partijen in kort geding vonnis gewezen. Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, de procesgang aldaar en de overwegingen en beslissingen van het GEA wordt verwezen naar dat vonnis.
1.2 GEBE is in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis door op 9 november 2007 een akte van appel in te dienen. Bij afzonderlijk ingediende memorie van grieven heeft GEBE een grief geformuleerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vorderingen van [werknemer] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [werknemer] in de kosten van beide instanties.
1.3 [werknemer] heeft bij memorie van antwoord het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, kosten rechtens.
1.4 Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitaantekeningen overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Het geschil spitst zich toe op de vraag of het gegeven dat [werknemer] elektriciteit heeft afgetapt ten behoeve van de uitvoering van werkzaamheden voor zijn bouwbedrijf, een ontslag op staande voet rechtvaardigt. De grief richt zich tegen het oordeel van het GEA dat daarvan geen sprake is. De grief slaagt.
2.2 Vast staat dat [werknemer] de elektriciteit heeft afgetapt of laten aftappen terwijl op zijn aanvraag om plaatsing van een elektriciteitsmeter voor de bouwplaats nog niet was beslist. Willens en wetens heeft hij er toen voor gekozen, naar eigen zeggen omdat hij klem kwam te zitten met de voortgang van de werkzaamheden, om elektriciteit af te tappen van een elektriciteit-substation van GEBE. Anders dan [werknemer] heeft gesteld, was dit niet slechts incidenteel voor het afzagen van zes planken op 21 juni 2007. Uit het onvoldoende gemotiveerd betwiste rapport van [onderzoeker] volgt immers dat ook (nog) op 25 juni 2007 een verlengsnoer was aangesloten tussen het substation en electrisch gereedschap op de bouwplaats. Dat [werknemer] hiervoor toestemming had van GEBE is in het verband van dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden. De stelling van GEBE dat de door [werknemer] genoemde heer [M] daarover niets te zeggen heeft, is door [werknemer] niet betwist en bovendien heeft deze [M.] bij schriftelijke verklaring laten weten met [werknemer] nooit over een aansluiting op het substation te hebben gesproken.
2.3 Het willens en wetens en zonder toestemming van GEBE aftappen van elektriciteit, heeft GEBE terecht aangemerkt als diefstal. Een werknemer die ten behoeve van werkzaamheden van zijn eigen bedrijf elektriciteit van zijn werkgever steelt, is het vertrouwen van die werkgever onwaardig. Dit geldt temeer nu het geen incident betreft maar voldoende aannemelijk is dat over meerdere dagen gebruik is gemaakt van het aansluitpunt van het substation ten behoeve van de bouwwerkzaamheden van het bedrijf van [werknemer] en dat [werknemer] kennelijk voornemens was hiervan gebruik te blijven maken totdat hij zelf over een aansluiting zou beschikken. Dat GEBE de aanvraag van [werknemer] voor het plaatsen van een elektriciteitsmeter mogelijk (te) traag afhandelde, vormt geen rechtvaardiging voor dit (eigenmachtig) handelen, zeker niet nu – zoals door GEBE onbetwist is gesteld – een eenvoudig alternatief in de vorm van het huren van een stroomaggregaat voorhanden was. Ook al staat vast dat [werknemer] reeds veertien jaren in dienst was van GEBE met een onberispelijke staat van dienst en ook al was de tegenwaarde van de afgetapte elektriciteit op het moment van ontdekking (nog) relatief gering, de aard en de ernst van het handelen van [werknemer] rechtvaardigden een ontslag op staande voet. Bij dat oordeel speelt mede een rol dat onbetwist is gesteld dat diefstal van elektriciteit een groot probleem is en dat GEBE daartegen al jarenlang vecht. Onder die omstandigheden kan van GEBE niet worden verwacht dat zij diefstal van elektriciteit door een werknemer ten behoeve van diens eigen bedrijf door de vingers ziet.
2.4 Naar voorlopig oordeel van het Hof is daarom geen sprake van een nietig ontslag. Het bestreden vonnis zal daarom worden vernietigd en de vorderingen van [werknemer] zullen alsnog worden afgewezen. [werknemer] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties.
BESLISSING
Het Hof,
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [werknemer] af;
veroordeelt [werknemer] in de kosten van het geding aan de zijde van GEBE gevallen en tot op heden begroot op:
- in eerste aanleg: NAF. 1.500,00 aan gemachtigdensalaris;
- in hoger beroep: NAF. 900,00 aan griffierechten, NAF. 195,50 aan overige verschotten en NAF. 5.100 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Sijmonsma, Wattel en Lock, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 6 maart 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.