Alg. Reg. No: EJ 2187/08; H-530/08
Uitspraak: 16 juni 2009
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Beschikking
in de zaak van:
de naamloze vennootschap,
Hyatt Aruba N.V.,
h.o.d.n. Hyatt Regency Aruba Resort & Casino,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk verweerster, thans appellante,
gemachtigde: mr. A.E. Barrios,
tegen
[werknemer],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk verzoeker, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E. Schwengle.
Partijen worden hierna werkgeefster en werknemer genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, hierna: GEA, wordt verwezen naar de tussen partijen onder E.J. nr. 2187 van 2008 gegeven en op 30 oktober 2008 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd. Werkgeefster is op 11 december 2008 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking door indiening van een daartoe strekkend beroepschrift ter griffie van het GEA. Werkgeefster heeft vijf grieven geformuleerd en toegelicht. Zij heeft geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende al dan niet onder verbetering of aanvulling der gronden, de vordering van werknemer zal afwijzen, met veroordeling van werknemer in de kosten van de procedure. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft verweerder geen verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld op 22 april 2009. De gemachtigden hebben aan de hand van door hen voorgedragen pleitnota’s, die zijn overgelegd, de standpunten van partijen (nader) toegelicht. De griffier heeft van het behandelde ter zitting aantekeningen gemaakt, die zich bij de stukken bevinden. Na afloop van de behandeling is partijen aangezegd dat het Hof een beschikking zal geven. De uitspraak daarvan is nader bepaald op heden.
2. Het geschil, de grieven en de verzoeken in hoger beroep
2.1. Werknemer is op 28 januari 1993 in dienst getreden van werkgeefster op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Laatstelijk vervulde hij de functie van “general mechanic” tegen een bruto maandsalaris van Afl. 3.353,09.
2.2. In april 2007 heeft er tussen werknemer en zijn chef een woordenwisseling plaatsgevonden, waarbij werknemer zijn chef heeft bedreigd. Werknemer is wegens die bedreiging gedurende zes dagen geschorst zonder behoud van salaris. De chef van werknemer heeft aangifte gedaan van de bedreiging. Nadat de werknemer een transactie van Afl. 250,00 heeft betaald, is de strafzaak geseponeerd.
2.3. Op 21 januari 2008 heeft tijdens een werkvergadering van de “engineer department” een woordenwisseling plaatsgevonden tussen werknemer en zijn supervisor. De leidinggevende van deze afdeling, die van dat incident op de hoogte werd gesteld heeft op dezelfde dag met werknemer en de supervisor over het voorval gesproken. Werknemer heeft hierna zijn werkzaamheden hervat.
2.4. Op 24 januari 2008 heeft de “human resources department” van werkgeefster werknemer opgeroepen voor een gesprek dat op dezelfde dag heeft plaatsgevonden. Aan het einde van dit gesprek is werknemer geschorst met het oog op een nader in te stellen onderzoek naar het incident van 21 januari 2008.
2.5. Op 29 januari 2008 is werknemer door werkgeefster op staande voet ontslagen. In het ontslagtelegram van 31 januari 2008 heeft werkgeefster aan werknemer onder meer het volgende meegedeeld:
<i>“As per our discussion in human resources on January 29, 2008 this letter serves to confirm that your position as general mechanic with Hyatt Regency Aruba Resort and Casino has been terminated effective January 29, 2008 for urgent reasons. Your continuous non-compliance with Hyatt’s ethics and harassment policy</i> (naar het Hof verbeterd leest) <i>has created a hostile working environment for our associates.
You have verbally harassed and used profanity against your colleagues including your direct superiors on a regular basis while on duty. You also made personal threats to your colleagues including superiors on more than one occasion.
In the most recent situation that you have committed on January 21, 2008, you again verbally harassed and used profanity against an engineering supervisor who was trying tot explain to you about a faulty regulator that was used as a replacement. This incident took place in front of other colleagues that were in the engineering shop at that moment. Instead of listening and following the recommendation of your supervisor, you started yelling at him by using profanity to indicate that he is not capable nor does he possess the knowledge to perform as a supervisor.
This supervisor felt very offended by the way you expressed yourself to him in front of other colleagues that he decided to notify his superiors and human resources of the seriousness of the situation. In the meeting with the Director of engineering, Steve Lacle, he pointed out that both of you needed to resolve the situation. You reacted in a pessimistic way saying that you will apologize, however at the same time you questioned his manhood by making inappropriate comments. In the meeting with the HR representative and director of engineering on January 24, you again displayed an aggressive conduct for which time over time again you have been asked to stay calm.
(…)
The latest incident of January 21, 2008 as well as previous incidents on March 31, 2007, reported to Human Resources and Hotel Management, where you allegedly threatened to kill your manager are clear indicatives that you are not fulfilling your responsibilities as a valuable Hyatt associate.
(…)
After reviewing your work history with the company, the past and recent incidents and now this last incident of January 21, 2008, we have concluded that we can no longer retain your services.
(…)”.</i>
2.6. Bij brief van 13 mei 2008 heeft de raadsman van werknemer de nietigheid van het ontslag ingeroepen en aan werkgeefster meegedeeld dat werknemer bereid blijft de overeengekomen werkzaamheden te blijven verrichten. Werknemer is van mening dat werkgeefster geen dringende reden had voor het ontslag. Hij meent dat het gegeven ontslag wegens het ontbreken van de toestemming van de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek nietig is. Op grond daarvan heeft hij in het inleidende verzoekschrift het GEA verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, werkgeefster te veroordelen aan hem vanaf 29 januari 2008 het salaris door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en werkgeefster voorts te gelasten hem weer tot zijn werk toe te laten. Bij de bestreden beschikking is het verzoek om doorbetaling van het salaris toegewezen en is werkgeefster in de proceskosten veroordeeld. Het verzoek is voor het overige afgewezen.
2.7. De eerste grief is gericht tegen de volgende overweging van het GEA:
<i>“Voorop staat dat de (redactie van de) mededeling van de dringende reden geen andere uitleg toelaat dan dat in het kader van een overdruppelende emmer als actueel incident voor het ontslag op staande voet door Hyatt is gehanteerd het incident van 21 januari 2008 (zie onder 2.6: “and now this last incident of January 21, 2008.”) Bij de beoordeling slaat het gerecht derhalve geen acht op verwijten die buiten deze medegedeelde dringende reden door Hyatt in het debat zijn betrokken.”</i>
2.8. De tweede grief klaagt er over - kort samengevat en zakelijk weergegeven - dat het GEA heeft geoordeeld dat niet voldaan is aan de eis van onverwijldheid.
2.9. Bij de derde grief maakt werknemer bezwaar tegen het oordeel van het GEA dat toewijzing van de loonvordering in de gegeven omstandigheden niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen.
2.10. De vierde grief is gericht tegen de overweging van het GEA dat het aan een inhoudelijke beoordeling van het incident van 21 januari 2008 niet toekomt.
2.11. Met de vijfde grief maakt werknemer bezwaar tegen de kostenveroordeling.
2.12. Werkgeefster heeft geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende al dan niet onder verbetering of aanvulling der gronden, de vordering als omschreven in het inleidende verzoekschrift van werknemer alsnog zal afwijzen, met veroordeling van werknemer in de proceskosten (het Hof begrijpt: in beide instanties).
2.13. Tijdens de mondelinge behandeling heeft werknemer het hoger beroep bestreden. Hij heeft geconcludeerd dat de bestreden beschikking zal worden bevestigd en werkgeefster in de kosten van het hoger beroep zal worden veroordeeld.
3. De beoordeling
3.1. De voorgestelde grieven leggen het geschil tussen partijen in zijn volle omvang aan het Hof ter beoordeling voor. Het Hof zal die grieven daarom gezamenlijk bespreken en alleen indien en voor zover nodig afzonderlijk ingaan op hetgeen bij enige grief is gesteld.
3.2. Uit het ontslagtelegram van 31 januari 2008 blijkt dat werkgeefster aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan het op grovelijke wijze beledigen of op ernstige wijze bedreigen van collega’s. In het telegram heeft werkgeefster gesteld dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende verwijtbare gedragingen:
a. het op 31 maart 2007 in het bijzijn van collega’s met de dood bedreigen van zijn manager;
b. het op 21 januari 2008 al vloekend beledigen van zijn “supervisor”;
c. het in twijfel trekken van de mannelijkheid van zijn supervisor en het maken van andere ongepaste opmerkingen tijdens het gesprek met zijn supervisor en de leidinggevende van de “engineer department” op 21 januari 2008.
d. het vertonen van agressief gedrag tijdens het gesprek met een vertegenwoordiger van personeelszaken en de “director of Engineering” op 24 januari 2008.
3.3. Blijkens de inhoud van het ontslagtelegram was het incident, dat volgens werkgeefster op 24 januari 2008 plaatsvond, de druppel die de emmer deed overlopen. Gelet op de bewoordingen van het telegram moet het voor werknemer dan ook in redelijkheid direct duidelijk zijn geweest wat de grondslag van het ontslag op staande voet was. Anders dan het GEA is het Hof van oordeel dat aan de uit de wet voortvloeiende eis van onverwijldheid is voldaan. Het Hof heeft er daarbij op gelet dat werkgeefster zich na het vermeende incident van 24 januari 2008 mocht beraden over de door haar te nemen stappen en heeft daarbij mede gelet op de omstandigheid dat degene die bevoegd is het ontslag te geven van de dringende reden op de hoogte moet zijn. Gesteld noch gebleken is dat op 24 januari 2008 die persoon al van alle feiten op de hoogte was.
3.4. Het Hof is van oordeel dat indien in rechte de in rechtsoverweging 3.2. genoemde voorvallen zich hebben voorgedaan dit tot gevolg heeft dat van werkgeefster redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het lange dienstverband en mogelijke financiële nadelen van het ontslag voor werknemer nopen niet tot een ander oordeel.
3.5. Aangezien werknemer gemotiveerd heeft betwist dat hij collega’s op grovelijke wijze heeft beledigd of op ernstige wijze heeft bedreigd, zal werkgeefster conform haar voldoende gespecificeerd bewijsaanbod worden toegelaten te bewijzen dat de in rechtsoverweging 3.2 genoemde incidenten werkelijk hebben plaatsgevonden.
3.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. De beslissing
Het Hof, rechtdoende in hoger beroep:
laat werkgeefster toe te bewijzen dat de in rechtsoverweging 3.2 genoemde voorvallen werkelijk hebben plaatsgevonden;
bepaalt dat werkgeefster, indien getuigen worden voorgebracht, uiterlijk drie dagen voor het te houden verhoor de griffie van het Hof schriftelijk, met afschrift aan de wederpartij, dienen te laten weten dat getuigen worden voorgebracht met opgave van het aantal getuigen en de namen van de getuigen;
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van een nader aan te wijzen lid van het Hof, in het gerechtsgebouw van Aruba op dinsdag 18 augustus 2009 om 13.30 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. Polkamp, mr. Sijmonsma en mr. De Kerpel-van de Poel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting op 16 juni 2009 in Aruba uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.