Art. 11(1)(k) Wet OB 1968 stelt handelingen ter zake van verzekeringen vrij van omzetbelasting. Deze bepaling is gebaseerd op art. (thans) 135(1)(a) van de herziene BTW-Richtlijn.29 De voorganger van die bepaling, art. 13(B)(a) van de Zesde BTW-Richtlijn,30 was in geschil in een infractieprocedure die de Europese Commissie had ingesteld tegen Griekenland. De Griekse wet betrok in de omzetbelasting de vaste jaarlijkse bijdrage die door ELPA (de Griekse wegenwacht) in rekening werd gebracht aan haar leden voor bijstand bij pech of auto-ongeval. Het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) overwoog als volgt:31
"7. De Commissie betoogt in haar verzoekschrift dat de pechhulp die door gespecialiseerde organisaties bij autopech aan hun leden wordt verstrekt, onder het begrip verzekering kan vallen aangezien het verzekerde risico een onzeker voorval betreft, dat hierin bestaat dat een auto ergens onderweg pech krijgt, in het tijdvak waarvoor de premie betaald was.
8. (…)
9. Om te beginnen zij herinnerd aan de vaste rechtspraak, dat de vrijstellingen van artikel 13 van de Zesde richtlijn zelfstandige begrippen van gemeenschapsrecht zijn, die tot doel hebben verschillen in de toepassing van het btw-stelsel tussen de lidstaten te voorkomen (zie met name arresten van 25 februari 1999, CPP, C-349/96, Jurispr . blz. I-973, punt 15, en 20 november 2003, Taksatorringen, C-8/01, Jurispr. blz. I-13711, punt 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
10. Aangaande, meer in het bijzonder, het in artikel 13, B, sub a, van de Zesde richtlijn gehanteerde begrip "handelingen ter zake van verzekering", dat in de richtlijn niet wordt omschreven, heeft het Hof herhaaldelijk geoordeeld dat bij een handeling ter zake van verzekering algemeen als kenmerkend wordt aangenomen, dat de verzekeraar zich tegen voorafgaande betaling van een premie ertoe verbindt, de verzekerde bij het intreden van het verzekerde risico de dienst te verlenen die bij het sluiten van de overeenkomst is overeengekomen (…).
11. Verder heeft het Hof nog gepreciseerd dat het niet onontbeerlijk is dat de dienstverlening waartoe de verzekeraar zich heeft verbonden in geval van schade, bestaat in betaling van een geldsom, aangezien die dienst ook kan bestaan in hulpverlening, in geld of in natura, als bedoeld in de bijlage bij de Eerste richtlijn (73/239/EEG) van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 228, blz. 3), zoals gewijzigd bij richtlijn 84/641/EEG van de Raad van 10 december 1984 (PB L 339, blz. 21; hierna: "richtlijn 73/239"). Het Hof was meer in het bijzonder van oordeel dat er geen enkele reden is om de term "verzekering" anders uit te leggen naargelang hij in richtlijn 73/239 dan wel in de Zesde richtlijn wordt gebruikt (arrest CPP, reeds aangehaald, punt 18).
12. Dienaangaande moet met name worden opgemerkt dat krachtens artikel 1, lid 1, van richtlijn 73/239, de in lid 2 van dit artikel bedoelde activiteit inzake hulpverlening onder het begrip directe verzekering valt. Deze activiteit inzake hulpverlening, die betrekking heeft op het bieden van hulp aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of vaste verblijfplaats bevinden, bestaat erin dat tegen voorafgaande betaling van een premie de verbintenis wordt aangegaan om onmiddellijke hulp te verlenen aan de begunstigde van een hulpverleningsovereenkomst wanneer deze in moeilijkheden verkeert ten gevolge van het zich voordoen van een onzeker voorval. Deze hulp kan met name bestaan uit prestaties in natura, die ook kunnen worden verstrekt met gebruikmaking van eigen personeel of uitrusting van de prestatieverstrekker. Zoals blijkt uit artikel 2, lid 3, van deze richtlijn kan een dergelijke hulpverlening in geval van ongeval met of defect aan een wegvoertuig de vorm aannemen van technische hulp ter plaatse of het vervoer van het voertuig naar de plaats van reparatie.
13. Wat ten slotte de omstandigheid betreft dat ELPA niet de hoedanigheid van verzekeraar heeft, zij eraan herinnerd dat het Hof weliswaar heeft beklemtoond dat de in artikel 13 van de Zesde richtlijn bepaalde uitzonderingen strikt moeten worden uitgelegd, maar reeds heeft geoordeeld dat de uitdrukking "handelingen ter zake van verzekering" in de zin van artikel 13, B, sub a, van deze richtlijn in beginsel ruim genoeg is om ook de dekking van een verzekering te omvatten welke wordt geboden door een belastingplichtige die zelf geen verzekeraar is, maar die in het kader van een collectieve verzekering zijn klanten een dergelijke dekking verschaft door gebruik te maken van de diensten van een verzekeraar die het verzekerde risico op zich neemt (zie arrest CPP, reeds aangehaald, punt 22).
14. Uit de vorenstaande overwegingen moet worden afgeleid dat, zoals ook de Commissie op goede gronden heeft gesteld, het verlenen van bijstand bij het intreden van het door deze organisatie gedekte risico op autopech of -ongeval, waartoe een organisatie als ELPA zich, tegen betaling van een vaste jaarlijkse bijdrage, heeft verbonden ten aanzien van zijn leden, onder het begrip "handelingen ter zake van verzekering", in de zin van artikel 13, B, sub a, van de Zesde richtlijn, valt."