Ter toelichting op het derde middel heeft belanghebbende aangevoerd:
Overweging 13 tot en met 15 .: Strijd met art. 1 van het Eerste protocol van het EVRM
Lawfulness
8. Op basis van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) is belastingheffing een aantasting van het eigendomsrecht, zoals verwoord in art. 1 EP EVRM. Deze aantasting is toegestaan indien aan 3 voorwaarden wordt voldaan. De aantasting moet "lawful" zijn, een "legitimate aim" hebben en er dient een "fair balance" te zijn tussen algemeen belang en individueel belang. In dit kader oordeelde Uw Raad ten aanzien van de fierensmarge op 22 oktober 2010, BNB 2010, 335:
9. "3-4-2. Artikel 1 van het Protocol brengt mee dat elke maatregel die het ongestoorde genot van eigendom aantast, waaronder de heffing van belasting, vergezeld moet gaan van procedurele garanties die de betrokkene een redelijke mogelijkheid bieden tot effectieve betwisting van de rechtmatigheid van die maatregel (vgl. EHRM 24 november 2005, no. 49429/99, Capital Bank AD tegen Bulgarije, paragraaf 134, en HR 10 juli 2009, nr. 08/01578, LJN BG4156, BNB 2009/246). Een maatregel die niet aan deze primaire eis voldoet, kan niet worden aangemerkt als "lawful" in de zin van de rechtspraak van het EHRM, en komt reeds daardoor in strijd met het Protocol.
10. In casu is er geen sprake van een redelijke mogelijkheid tot een effectieve betwisting
van de rechtmatigheid van de waarde van de verkrijging die op basis van art. 21 lid 5 Sw is vastgesteld. Dit probleem is reeds tijdens de parlementaire behandeling van deze bepaling verscheidene malen naar voren gekomen.
11. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31930, nr. 9 blz. 83:
"De leden van de VVD-fractie stellen dat de WOZ-waarde soms te hoog wordt vastgesteld en dat het voorstel om bij woningen aan te sluiten bij de WOZ-waarde zo tot een te hoge belastingheffing kan leiden. Zij vragen om een tegenbewijsregeling op te nemen. De leden van de CDA-fractie vragen ook waarom geen mogelijkheid voor tegenbewijs is opgenomen. Als de WOZ-waarde naar het idee van een erfgenaam te hoog is vastgesteld, kan deze een nieuwe WOZ-beschikking aanvragen en daar zonodig bezwaar en beroep tegen aantekenen. Nu de Wet waardering onroerende zaken zelf al voorziet in rechtsmiddelen voor de verkrijger, is het niet nodig in de Successiewet 1956 een eigen tegenbewijsprocedure op te nemen"
12. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31930, nr. 36 blz. 5, reactie op ingediende amendementen voor een tegenbewijsregeling:
"31930, nr. 30 (VVD) - Tegenbewijsregeling opnemen voor toepassing WOZ
In dit amendement wordt voorgesteld een tegenbewijsregeling voor de in aanmerking te nemen waardering van woningen in de Successiewet 1956 op te nemen. In het wetsvoorstel wordt voor de waardering van woningen - ten behoeve van de eenvoud en de samenhang tussen verschillende belastingwetten - voortaan aangesloten bij de waardering die volgt uit de Wet waardering onroerende zaken. De verkrijger moet volgens dit amendement aannemelijk kunnen maken dat de waarde van de verkregen woning lager is dan de vastgestelde WOZ-waarde. De reden dat wordt aangesloten bij de WOZ-waarde is nu juist dat een eenduidig begrip in meerdere belastingwetten wordt gehanteerd. Nu bij de totstandkoming van de WOZ-waarde de mogelijkheid bestaat de vastgestelde waarde te betwisten, acht ik het overbodig en onlogisch om in de Successiewet 1956 een tegenbewijsregeling op te nemen voor een waarderingsvraagstuk dat in een andere wet thuishoort. Verder kunnen erfgenamen die het niet eens zijn met de WOZ-waarde die vóór het overlijden van de erflater is vastgesteld, desgewenst zelf een nieuwe beschikking aanvragen waartegen bezwaar en beroep openstaat. Zij beschikken dus reeds over voldoende rechtsmiddelen. Om deze reden ontraad ik dit amendement. "
13. Uit het bovenstaande blijkt dat de Staatssecretaris van Financiën op de vragen en amendementen van Kamerleden inzake een tegenbewijsregeling voor de waarde, enkel verwijst naar de mogelijkheid om een nieuwe WOZ-beschikking te vragen.
Hoewel tegen deze nieuwe WOZ-beschikking bezwaar kan worden aangetekend, blijft het streven in een dergelijke procedure om de waarde correct vast te stellen naar een waarde die bijna 2 jaar voor het moment van overlijden ligt (uitgaande van een overlijden aan het einde van het jaar, zoals in casu het geval is). In het onderhavige geval van sterk dalende woningprijzen betekent dit een heffing successie over een waarde die niet is verkregen. Door te verwijzen naar deze "rechtsmiddelen" heeft de Staatssecretaris gepoogd te verbloemen dat er geen effectief rechtsmiddel openstaat. Deze omissie in de rechtsbescherming levert strijd op met het vereiste van lawfulness in art. 1 EP EVRM.
Fair balance
14. De inbreuk op het eigendomsrecht vereist het bestaan van een redelijke verhouding, de fair balance, tussen het algemeen belang van de overheid en de bescherming van de individuele rechten van de belanghebbende. Deze verstoring kan reeds op wetgevingsniveau tot uiting komen, zie onder andere EHRM Sporrong en Lönnroth vs. Zweden, Application no. 7151/75; 7152/75 van 23 september 1982, of op individueel niveau indien er sprake is van een individuele en buitensporige last.
15. Zelfs nadat door Kamerleden was gewaarschuwd dat geheven zou worden over een waarde die de verkrijger niet heeft ontvangen, is voor 2010 nog geen tegenbewijsregeling ingevoerd. Door een eenvoudige waardevaststelling te laten prevaleren over een correcte waardevaststelling heeft de wetgever de hem toekomende ruime beoordelingsmarge overschreden door bewust het risico te aanvaarden dat ten minste een substantieel deel van de nieuwe wettelijke regeling getroffen erfgenamen erfbelasting moeten betalen over een voordeel dat ze niet ontvangen hebben (Hof Amsterdam, 19 juli 2012, nr. 10/00475). In een markt waarin de prijzen dalen wordt bijna elke erfgenaam van een woning sterk benadeeld. Hiermee heeft de wetgever de fair balance reeds op wetgevingsniveau geschonden.
16. Dit weegt des te zwaarder nu het toepassen van art. 21 lid 1 in plaats van lid 5, of zelfs de tegenbewijsregeling zoals die sinds 2012 is opgenomen in lid 5, het algemeen belang op geen enkele wijze schaadt. Er kan immers niet gesteld worden dat de heffing over een voordeel dat een erfgenaam daadwerkelijk heeft verkregen ten opzichte van de heffing over een voordeel dat niet is genoten, een onredelijke aantasting betekent van het algemeen belang. Dit brengt des te sneller een schending van de fair balance teweeg.
17. Rechtbank Haarlem (2 juli 2012, 11/5838 en 11/5839) komt in een zaak zeer vergelijkbaar met de onderhavige tot de conclusie dat er sprake is van een schending van de fair balance als geheven wordt over een erfenis die niet daadwerkelijk is verkregen omdat vast wordt gehouden aan de WOZ-waarde. Een strikte toepassing van art. 21 lid 5 moet derhalve achterwege worden gelaten volgens Rechtbank Haarlem, waarbij de WOZ-beschikking van het jaar volgend op het jaar van overlijden kan worden genomen als waarde van de verkrijging.
18. De wetgever heeft op dit punt zijn fout erkend en art. 21 lid 5 aangepast zodat sinds 2012 de WOZ-beschikking van het jaar volgend op het jaar van overlijden kan worden aangehouden. Tijdens de parlementaire behandeling is het volgende opgemerkt (Tweede Kamer 2011-2012, 33.003, nr. 23):
"Uit praktisch oogpunt kan de WOZ-waarde worden gehanteerd voor woningen die worden verkregen. Deze waarde kan zowel voor de Belastingdienst als voor de belanghebbenden eenvoudig worden geraadpleegd en hoeft weinig bezwaren op te leveren indien de WOZ-waarde een goede benadering vormt van de werkelijke waarde van de woning ten tijde van de verkrijging. De peildatum voor het vaststellen van de WOZ-waarde en de datum ten tijde van de verkrijging zijn evenwel niet hetzelfde. In een woningmarkt waarbij de prijzen dalen, kan dit ertoe leiden dat er een groot verschil ontstaat tussen de WOZ-waarde en de werkelijke waarde van een woning. Door de huidige stagnatie op de woningmarkt ervaren belastingplichtigen het als onrechtvaardig dat er thans erf- of schenkbelasting kan worden geheven over een deel van de waarde die in werkelijkheid niet wordt verkregen door de erfgenaam/begiftigde (er kan worden geheven over «gebakken lucht»). Dit gevolg is bovendien niet in overeenstemming met de kern van de Successiewet dat er schenk- of erfbelasting wordt verkregen over het voordeel dat de verkrijger ontvangt. (...). "
19. De waarde van het onderhavige object moet derhalve hetzij op de waarde in het economische verkeer worden gesteld, € 348.000, conform de verkoopprijs, hetzij subsidiair op € 350.000 conform de door de Belastingdienst bepaalde waarde per 1 januari 2011.
20. Tot slot kan in het kader van het EVRM nog gewezen worden op de volgende onjuiste rechtsopvatting van de rechtbank. In overweging 14 geeft de rechtbank aan dat de keuze van de wetgever aansluit bij de regelingen zoals die ook gelden voor de waardering van woningen voor ondermeer de onroerendezaakbelasting en inkomstenbelasting. Echter, deze vergelijking gaat niet op nu bij deze belastingen slechts sprake is van een tijdelijk verschil in belastingheffing, door het achterlopen van de WOZ-waarde. Deze belastingen worden immers jaarlijks geheven, waarbij het nadeel of voordeel van een waardedaling of stijging in een volgend jaar alsnog tot uiting komt. Bij de successie is sprake van een eenmalige heffing en daardoor een permanent verschil. Dit verschil is tevens van significant grotere omvang door het hogere effectieve tarief in de Successiewet 1956.