A-G IJzerman heeft conclusie genomen in de zaak met nummer 13/04361 naar aanleiding van het beroep in cassatie van belanghebbende, tegen de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 23 juli 2013, nrs. 12/00391 en 12/00392, ECLI:NL:GHDHA:2013:3267, FutD 2013-2295.
Belanghebbende was van 1 september 1993 tot en met 16 november 2001 bestuurder van de beursgenoteerde A N.V. Dit bedrijf is op 17 december 2001 failliet verklaard. Belanghebbende heeft over het jaar 2001 geen aangiftebiljet inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ingediend. Belanghebbende stelt dat hij noch het aangiftebiljet noch de hierop volgende aanmaning tot het doen van aangifte heeft ontvangen, en dat de door de Belastingdienst gehanteerde onjuiste adressering daarvan niet aan hem te verwijten is.
In geschil is of belanghebbende op regelmatige wijze door de Inspecteur is uitgenodigd en aangemaand tot het doen van aangifte. Belanghebbende is verhuisd binnen België. Hij stelt dat de hiermee samenhangende adreswijziging op een juiste manier kenbaar is gemaakt aan de Belastingdienst, doordat de loonadministrateur van A N.V. op 12 juli 2001 een verbetering in de loonadministratie heeft verzonden, waarbij het nieuwe woonadres van belanghebbende op de loonbelastingkaart vermeld stond.
De Inspecteur heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat het aangiftebiljet aan het laatste bij de Belastingdienst bekende adres van belanghebbende is verzonden en dat het voor een juiste uitreiking van het aangiftebiljet niet van belang is of belanghebbende het aangiftebiljet in feite heeft ontvangen. Vanwege het ontbreken van een aangifte heeft de Inspecteur de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2001 met omkering van de bewijslast ambtshalve vastgesteld. Tevens is een vergrijpboete opgelegd ter zake van het opzettelijk niet doen van aangifte.
Het komt de A-G voor dat ter beantwoording van de vraag of verzending van een aangiftebiljet of een aanmaning tot het doen van aangifte naar een onjuist adres voor rekening van de Belastingdienst moet worden gebracht, bepalend is of de onjuiste adressering aan de Belastingdienst te wijten is. Daarvan zal met name sprake zijn in het geval dat de belastingplichtige, of diens gemachtigde, zijn nieuwe adresgegevens voldoende duidelijk ter kennis van de Inspecteur heeft gebracht.
De A-G meent dat van belanghebbende in casu waakzaamheid mocht worden verwacht bij het op de hoogte houden van de Belastingdienst van zijn juiste adres vanwege de volgende omstandigheden.
a. De Rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende er redelijkerwijs vanuit moest gaan dat hij voor het onderhavige jaar aangifte voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen moest doen.
b. De Rechtbank heeft aannemelijk geacht dat door de toenmalige gemachtigde van belanghebbende, in het kader van de belastingconsulentenregeling, op 6 juni 2002 uitstel is gevraagd voor het indienen van de aangifte. Tevens staat vast dat dit uitstel niet is verleend. Ook daaruit blijkt volgens de A-G dat belanghebbende geacht moet worden te hebben geweten dat hij tijdig aangifte over 2001 moest doen.
c. Tevens lijkt het de A-G van belang dat een in het buitenland, in casu België, wonende belastingplichtige, wiens adres niet meer voorkomt in de Nederlandse bevolkingsregistraties, zich moet realiseren dat bij aanwezigheid van aangifteplicht juist van zijn kant contact moet worden gehouden met de Nederlandse Belastingdienst.
Belanghebbende beroept zich erop dat de loonadministrateur van A N.V. op 12 juli 2001 een verbeterde loonadministratie, voor drie werknemers waaronder belanghebbende, met betrekking tot het jaar 2000 heeft verzonden aan de Belastingdienst, waarbij het nieuwe woonadres van belanghebbende op de loonbelastingkaart vermeld stond. In de begeleidende brief staat onder meer: Door een computerfout is niet het loon voor de loonheffing aan U doorgegeven, maar het (onjuiste) bruto salaris, waarin de 35% vergoeding was meegenomen. Wij verzoeken U met de nieuwe gegevens rekening te houden bij het opleggen van de aanslagen inkomstenbelasting van de betreffende werknemers.
Volgens de A-G kan van het onderdeel van de Belastingdienst dat deze loonbelastingkaarten heeft ontvangen niet worden gevergd om na te gaan of daarmee wellicht tevens een adreswijziging van belanghebbende werd gemeld. Minst genomen ontbreekt het hier zijns inziens aan voldoende duidelijkheid bij het ter kennis van de Inspecteur brengen van nieuwe adresgegevens.
Voorts mag van de Belastingdienst, naar de A-G meent, niet worden gevergd dat naar aanleiding van brieven van derden, zoals een bankinstelling , waarin een nieuw adres voorkomt, door de Belastingdienst wordt onderzocht of het soms gaat om het nieuwe woonadres van belanghebbende.
De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van belanghebbende ongegrond moet worden verklaard.