Belanghebbenden - beiden met de Turkse nationaliteit - zijn op 14 september 2011 vanuit Turkije op Schiphol aangekomen. Bij het verlaten van de aankomsthal hebben zij het groene kanaal gekozen. Op de vraag van de douaneambtenaar of zij nog iets aan te geven hadden, hebben zij elk ontkennend geantwoord. Bij de daarop volgende controle heeft de douaneambtenaar gouden sieraden in de bagage van belanghebbenden aangetroffen. Met dagtekening 14 september 2011 heeft de Inspecteur uitnodigingen tot betaling van douanerechten (en omzetbelasting) aan belanghebbenden uitgereikt.
In deze procedure staat de vraag centraal of het bestaan van een douane-unie tussen Turkije en de Europese Unie (hierna: EU) in de weg staat aan heffing van douanerechten.
Rechtbank Haarlem en Hof Amsterdam (hierna: het Hof) zijn van oordeel dat belanghebbenden de sieraden niet op de voorgeschreven wijze hebben aangegeven, waardoor de goederen niet vrij van douanerechten kunnen worden overgebracht van Turkije naar de EU.
Allereerst geeft A-G Van Hilten aan dat de EU een douane-unie omvat. Deze douane-unie houdt in dat goederen die zich in het vrije verkeer van deze unie bevinden c.q. die van oorsprong zijn uit de lidstaten zich vrij van heffingen op het grondgebied van de lidstaten kunnen bewegen. Turkije behoort niet tot het grondgebied van de EU, maar heeft met de EU - destijds nog de Europese Economische Gemeenschap - een associatieovereenkomst gesloten, waarbij op 31 december 1995 een douane-unie tussen de EU en Turkije tot stand is gekomen. Hierdoor kunnen goederen (uitgezonderd landbouwgoederen, waarvoor afzonderlijk bepalingen zijn opgenomen in Besluit nr. 1/95) vrij van douanerechten tussen de EU en Turkije (en vice versa) bewegen. De A-G meent dat het echter niet de bedoeling is dat goederen vanuit Turkije ongecontroleerd - althans: zonder tussenkomst van de douane - het grondgebied van de EU (of omgekeerd) binnenkomen. Zo geldt voor handelsgoederen dat goederen alleen vrij van douanerechten de EU kunnen betreden wanneer door middel van een A.TR.-certificaat wordt bewezen dat zij voldoen aan de voorwaarden om zonder rechten binnen te komen.
Voor reizigers geldt niet de verplichting tot het overleggen van een A.TR.-certificaat, maar ook zij kunnen volgens de A-G goederen vrij van douanerechten overbrengen van Turkije naar de EU (en vice versa), mits zij bij invoer (geloofwaardig) aangifte doen en bewijs leveren dat de goederen aan alle voorwaarden voldoen om vrij van rechten te worden overgebracht, dat wil zeggen herkomstig zijn uit Turkije.
Met betrekking tot reizigers afkomstig uit derde landen (waaronder Turkije) komt de A-G tot de slotsom dat zij aangifte mogen doen door gebruikmaking van het groene kanaal op Schiphol voor de invoer van goederen die zij in hun persoonlijke bagage bij zich hebben tot een totale waarde van maximaal € 430, mits die invoer geen handelskarakter heeft. In alle andere gevallen moet aangifte mondeling, dan wel schriftelijk geschieden. In de praktijk gebeurt dat door bij de uitgang van de aankomsthal te kiezen voor het rode kanaal en aldaar de meegebrachte goederen (mondeling) bij de douane aan te geven (en te tonen). Het komt de A-G voor dat een reiziger die aanstalten maakt het groene kanaal te kiezen en door de douane wordt gevraagd of hij ‘iets aan te geven heeft’ alsnog mondeling aangifte kan en moet doen indien hij goederen bij zich heeft waarvoor het doen van mondelinge aangifte aan de orde is. Indien een reiziger gebruik maakt van het groene kanaal terwijl hij niet aan de voorwaarden heeft voldaan worden volgens de A-G de goederen op onregelmatige wijze binnengebracht.
De A-G komt dan ook tot de conclusie dat belanghebbenden mondeling (of schriftelijk, maar in ieder geval niet door gebruikmaking van het groene kanaal) aangifte hadden moeten doen van de door hen meegevoerde sieraden. Dat hebben zij, ook desgevraagd, niet gedaan. Zij meent dan ook dat belanghebbenden, ondanks het bestaan van een douane-unie tussen de EU en Turkije, douanerechten verschuldigd zijn over de sieraden. Het Hof heeft haars inziens op goede gronden en voldoende gemotiveerd geoordeeld dat ter zake van het binnenbrengen van de sieraden douanerechten zijn verschuldigd.
Ten aanzien van het cassatiemiddel is de A-G van mening dat het gestelde discriminatieverbod en de juistheid van de heffing van omzetbelasting in cassatie niet meer aan de orde kunnen komen, nu belanghebbenden uitdrukkelijk en ondubbelzinnig in de procedure voor het Hof hebben verklaard hun grief inzake het discriminatieverbod te laten vallen en het geschil te beperken tot de douanerechten.
Het middel kan niet tot cassatie leiden.
A-G van Hilten adviseert de beroepen in cassatie van belanghebbenden ongegrond te verklaren.