9. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 april 2011, te Woerden, in elk geval in Nederland, telkens van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte telkens onderstaande voorwerpen voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik gemaakt, te weten:
- geldbedragen van (totaal) 658.789,50 dirham (omgerekend 58.742,18 euro,
contant gestort bij de Attijariwafabank op rekeningnummer [001] );
- een geldbedrag van 500,- euro (verzonden moneytransfer);
- een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 38.700,- euro (aanko(o)p(en) speelpenningen Holland Casino en overboeking van bankrekening Holland Casino naar bankrekening ten naam gesteld van verdachte);
- een geldbedrag van 20.500,- euro (contante betaling VW Golf [AA-00-BB] );
- een geldbedrag van 5.250,- euro (contante betaling van een bed bij Häestens);
- geldbedragen van (totaal) 4.620,- euro (contante betaling(en) aan verhuurder woning [a-straat 1] te Woerden);
- een geldbedrag van 2.500,- euro (contante betaling Mercedes Benz [CC-00-DD] );
- een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 5.393,44 euro (diverse contantbonnen), terwijl verdachte telkens wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.”
Per saldo is er in de periode 1 januari 2009 tot en met 18 april 2011 een contante geldstroom geweest van € 36.576,86.
Attijariwafa bank
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte werden rekeningafschriften gevonden op naam van [verdachte] , per adres [a-straat 1] Woerden, van de Attijarivvafabaiik te Casablanca Marokko. Op een rekeningafschrift van 31 juli 2010 stonden twee stortingen van in totaal 678.789,50 Dirham, en een opname van 150.000,- Dirham. Op het meest recente bankafschrift, van 31 december 2010 staat nog een saldo van 528.255,60 Dirham (omgerekend betrof dit een bedrag van € 47.266,91.)
Omdat er op het moment van sluiten van dit proces-verbaal nog geen compleet overzicht beschikbaar is van de bankmutaties van de rekening over de onderzoeksperiode kan alleen gesteld worden dat op 16 juli 2010 een bedrag van 658.789,50 Dirham is gestort op een buitenlandse rekening van [verdachte] . Omgerekend betrof dit op 16 juli 2010 € 58.742,18,-
6.3.3 IVT meldingen
IVT-meldingen
Uit informatie van het geautomatiseerde systeem van IVT (Intranet Verdachte Transacties) blijkt het volgende:
Op 17-06-2010 wordt in Utrecht, bij Goffin Change, door opdrachtgever genoemde [verdachte] via een moneytransfer € 500,- overgemaakt naar [betrokkene] te Marokko.
Op 05-07-2010 wordt er bij Holland Casino Utrecht door genoemde [verdachte] 300 biljetten van 10 euro en 300 biljetten van 20 euro (in totaal € 9.000,-) gewisseld voor de aankoop van speelpenningen.
In 2010 wordt door de bovengenoemde [verdachte] in het Holland Casino Utrecht in totaal € 22.600,- overgemaakt van ING-tekening [003] (van Holland Casino) naar Rabobankrekening [002] , het bankrekeningnummer van de rekening waar [verdachte] begunstigde van is.
Het gaat om de volgende data en bedragen:
Op 19-04-2010: €5.600,-
Op 19-06-2010: € 6.500,-
Op 12-10-2010: € 10.500,-
Uit verstrekte informatie van Holland Casino blijkt deze € 22.600,- niet herleidbaar te zijn, dat wil zeggen, dit bedrag is niet aangemerkt als zijnde speelwinst. Naar alle waarschijnlijkheid houdt dit in dat dit eigen geld is van [verdachte] en geen speelwinst.
Op 06-11-2010 wordt bij het Holland Casino Utrecht door genoemde [verdachte] voor de aankoop van Speelpenningen in totaal 210 biljetten van 10 euro gewisseld (in totaal € 2100,-)
Op 05-02-2011 worden bij Holland Casino Utrecht door genoemde [verdachte] kleine coupures (in totaal voor€ 5.000,-) gewisseld voor de aankoop van speelpenningen. Het betreft 100 biljetten van € 10,-, 100 biljetten van € 20,-, 16 biljetten van € 50,-, 10 biljetten van € 100,-, 1 biljet van €200,-.
Totaalbedrag IVT
Er is geen zicht op hoeveel de verdachte uiteindelijk heeft uitgegeven bij het Holland Casino. Omdat er na de aankoop van de speelpenningen (zoals hierboven beschreven) geen zicht is of alles is verspeeld of dat er een deel wordt terug gewisseld, en er tevens geen zicht is op het bedrag dat de verdachte [verdachte] daarbuiten heeft uitgegeven bij het casino, zijn alleen de IVT meldingen berekend als uitgave.
De overboeking die de verdachte uit laat voeren door het Holland Casino is niet aangemerkt als speelwinst. Deze wordt dan ook berekend als contante storting.
De som van bovenstaande bedragen betreft: € 39.200,-.
11. Het verkort arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, de volgende overwegingen van het hof in:
“Het hof leidt in het bijzonder uit de volgende feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang gezien - af dat het niet anders kan zijn dan dat de hierna in de bewezenverklaring vermelde voorwerpen van enig misdrijf afkomstig zijn:
- verdachte beschikte weliswaar over legale inkomsten, zoals van zijn ex-vriendin ontvangen leningen, maar het totaal van de uitgaven en stortingen van de verdachte was in de tenlastegelegde periode veel groter dan zijn legale inkomsten;
- verdachte heeft onderstaande bestedingen gedaan uit contante gelden;
- die bestedingen belopen een aanzienlijk totaalbedrag;
- de bestedingen betreffen - naast storting van een aanzienlijk geldbedrag op een bankrekening - veelal dure consumptiegoederen;
- de partij hasjiesj die bij verdachte in beslag is genomen ziet het hof als een handelshoeveelheid.
Weliswaar heeft de verdachte enige legale inkomsten gehad, maar er zijn geen aanwijzingen dat een van de posten geheel of grotendeels uit legale inkomsten van de verdachte zijn betaald. Daarbij heeft het hof betrokken dat de in de bewezenverklaring opgenomen posten niet zien op al het door de verdachte in de bewezenverklaarde periode uitgegeven geld. In die posten zijn namelijk geen bedragen opgenomen die verdachte uitgegeven heeft of moet hebben aan brandstof voor zijn auto, en consumpties en reizen (zoals zijn reis naar Brazilië in februari 2011). Het hof ziet daarom geen redenen bepaalde posten geheel buiten beschouwing te laten. Het hof heeft hierbij de criteria toegepast die de Hoge Raad heeft gegeven (HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578).
Het hof gaat er van uit dat verdachte de inkomsten heeft verworven uit strafbare feiten die hij (mede) zelf heeft begaan.
Het hof zal de verschillende, onder de tien gedachtestreepjes vermelde posten afzonderlijk bespreken. Van twee posten zal verdachte om verschillende redenen worden vrijgesproken. Voor acht posten volgt bewezenverklaring.
12. Het derde middel behelst de klacht dat het hof zonder nadere motivering is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat het beginvermogen van de verdachte niet nihil was aangezien de verdachte in 2008 een bedrag van € 19.755 van zijn ex-vriendin heeft ontvangen, althans dat de weerlegging van het verweer niet zonder meer begrijpelijk en/of toereikend is gemotiveerd.
13. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte onder meer het volgende aangevoerd:
“De verdediging wijst er op dat vaststaat dat cliënt van zijn ex-vriendin een groot aantal bedragen heeft ontvangen waarmee hij de genoemde uitgaven in het ten laste gelegde feit heeft kunnen bekostigen. Daartoe heeft de verdediging bij de rechtbank nadere stukken overgelegd waaronder bankstroken over 2008 van zijn ex-vriendin. Uit deze stukken en het proces-verbaal van politie (blz. 1196) blijkt dat de ex-vriendin van cliënt in 2008 € 19.755,00 aan cliënt heeft doen toekomen. De verdediging stelt deswege dat justitie er ten onrechte vanuit gaat dat het beginvermogen van cliënt nihil zou zijn. De verdediging wijst er op dat bij de huiszoeking ook € 6.122,01 is aangetroffen. Waarom zou cliënt niet eerder over een dergelijk bedrag de beschikking hebben gehad.”
14. Het hof heeft in zijn hiervoor onder 11 geciteerde bewijsoverwegingen overwogen dat de verdachte weliswaar beschikte over legale inkomsten, “zoals van zijn ex-vriendin ontvangen leningen”, maar dat het totaal van de uitgaven en stortingen van de verdachte in de ten laste gelegde periode veel groter was dan zijn legale inkomsten. In deze overweging is het hof daarmee ingegaan op inkomsten uit leningen van de ex-vriendin van de verdachte, waarbij het hof kennelijk, anders dan de steller van het middel meent, ook het oog heeft gehad op de leningen die zouden zijn verstrekt voorafgaand aan de ten laste gelegde periode. In ’s hofs overwegingen, in samenhang bezien met de inhoud van bewijsmiddel 8, ligt besloten dat voor het hof niet aannemelijk is geworden dat de betrokkene de bancair verkregen leningen ad € 19.755 voorafgaand aan die periode contant heeft opgenomen en niet heeft uitgegeven, zodat het hof met deze gelden geen rekening behoefde te houden bij het bepalen van het beginsaldo. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering, waarbij ik in aanmerking neem dat het verweer ten aanzien van het beginsaldo nauwelijks is gemotiveerd. De raadsman heeft in dit verband slechts verwezen naar de lening van de ex-vriendin van de verdachte en naar het bij de doorzoeking aangetroffen bedrag en daaraan de vraag verbonden waarom de verdachte niet eerder over een dergelijk bedrag de beschikking had kunnen hebben. Het aangevoerde noopte het hof aldus niet tot een nadere motivering.5
16. Het vierde middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, uit een contante storting van een geldbedrag op een rekening in Marokko mede afleidt dat sprake is geweest van witwassen in Nederland.
17. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte onder meer het volgende aangevoerd:
“Verhullen in Marokko
- t.a.v. witwassen van een geldbedrag van 658.789,50 Dirham (€ 58.742,18) verzoekt de verdediging uw Hof om cliënt hiervan vrij te spreken. Volgens de verdediging staat nog steeds niet vast dat cliënt zelf voornoemd bedrag aldaar gestort zou hebben. Voorts stelt de verdediging dat het zgn. witwassen niet heeft plaatsgevonden in Nederland. De storting van het bedrag heeft in Marokko plaatsgevonden. Het feit is sowieso in het buitenland gepleegd. De Nederlandse strafwet is dan ook niet van toepassing en het OM dient dan ook t.a.v. dit feit niet ontvankelijk te worden verklaard. De verdediging wijst erop dat het zgn. verhullen heeft plaatsgevonden in Marokko. Dat er afschriften van deze rekening naar het woonadres zouden zijn gestuurd doet daar niets aan af. Zoals al eerder is betoogd, is het beschikken over gelden van uit enig misdrijf nog geen witwassen. Het gaat erom dat het geld is omgezet c.q. verhuld en dat heeft in Marokko plaatsgevonden.”
18. Het hof heeft mede in reactie op dit verweer als volgt overwogen:
“* Het tweede gedachtestreepje (een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 658.789,50 dirham (omgerekend 58.742,18 euro, contant gestort bij de Attijariwafabank op rekeningnummer [001] )).
Nu het hof van oordeel is dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is en het contant storten van het bedrag op een rekening in het buitenland als verbergen, verhullen, overdragen dan wel omzetten kan worden aangemerkt, acht het hof het tweede gedachtestreepje bewezen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde gesteld dat dit feit in het buitenland is gepleegd en dat de Nederlandse strafwet hierop niet van toepassing is.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
In een arrest van 2 februari 2010 (NJ 2010, 89) heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:
"2.4 Ingevolge art. 2 Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op ieder die zich in
Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Indien naast in ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd, is op grond van de hiervoor genoemde wetsbepaling vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden (vgl HR 27 oktober 1998, LJN ZD1413, NJ 1999,221)".
Uit de feiten en omstandigheden waaruit het hof afleidt dat er sprake is van witwassen leidt het hof eveneens af dat verdachte het geldbedrag vanuit Nederland naar Marokko heeft gebracht en het daar op een bankrekening heeft gestort. Daarmee is het feit mede in Nederland gepleegd.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.”
19. Het middel bevat in de eerste plaats de klacht dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte het in het middel bedoelde geldbedrag vanuit Nederland naar Marokko heeft gebracht. Uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat op 16 juli 2010 een bedrag van 658.789,50 dirham op de bankrekening ten name van de verdachte is gestort (bewijsmiddel 8, onderdeel 6.3.2). Een blik achter de papieren muurt leert bovendien het volgende. Uit een naar aanleiding van het rechtshulpverzoek verkregen schriftelijk bericht van de Attijariwafa bank blijkt dat de verdachte (in persoon) de rekening bij de desbetreffende bank heeft geopend op 16 juli 2010. Op dezelfde dag is het bedrag op de rekening gestort. Het hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk aangenomen dat het de verdachte is geweest die op die dag het desbetreffende bedrag op zijn eigen nieuwe rekening heeft gestort.
20. Vervolgens rijst de vraag of ook uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte het desbetreffende geldbedrag vanuit Nederland naar Marokko heeft gebracht.
21. Uit de bewezenverklaring en de hiervoor geciteerde bewijsoverweging volgt dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het bedrag van 658.789,50 dirham in Woerden, althans in Nederland “voorhanden heeft gehad” en dat bedrag vervolgens in Marokko op een bankrekening heeft gestort.
22. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarbij de witwasbepalingen zijn geïntroduceerd, is ten aanzien van het “verwerven”, “voorhanden hebben” en “overdragen” als bedoeld in art. 420bis, eerste lid, onder b, opgemerkt dat deze termen feitelijke zeggenschap veronderstellen, maar dat niet is vereist dat het voorwerp zich in de fysieke nabijheid bevindt.6 Aangezien uit het als bewijsmiddel 8 gebezigde proces-verbaal blijkt dat het geldbedrag is gestort op een bankrekening ten name van de verdachte, op zijn woonadres te Woerden, en de verdachte zodoende dus in Woerden het beheer over de rekening voerde en aldus feitelijke zeggenschap over het geldbedrag had, getuigt het oordeel van het hof dat de verdachte dit geldbedrag in Woerden, althans in Nederland voorhanden heeft gehad en ook de overige ten aanzien van het geldbedrag bewezen verklaarde gedragingen (mede) in Nederland hebben plaatsgevonden niet van een onjuiste rechtsopvatting en is het toereikend gemotiveerd. In zoverre faalt het middel. Hiermee komt ook het belang te ontvallen aan de in het middel geformuleerde klacht dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat, zoals het hof heeft overwogen, de verdachte het geldbedrag contant vanuit Nederland naar Marokko heeft gebracht en het daar zelf op een bankrekening heeft gestort. Voor het voorhanden hebben van het geldbedrag in Woerden, althans in Nederland, is dat immers niet bepalend.
23. Resteert de vraag of het oordeel van het hof dat het bewezen verklaarde kan worden aangemerkt als witwassen de toetsing in cassatie kan doorstaan.
24. Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte de geldbedragen heeft voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, waarbij deze termen klaarblijkelijk zijn gebezigd in de betekenis die daaraan ingevolge art. 420bis, eerste lid, onder b Sr toekomt. Het hof heeft overwogen ervan uit te gaan dat de bewezen verklaarde geldbedragen afkomstig zijn uit (mede) door de verdachte begane misdrijven.
25. De rechtsregels omtrent het verwerven en voorhanden hebben van voorwerpen uit eigen misdrijf waaruit volgt dat gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht moeten zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van een voorwerp voordat kan worden gesproken van witwassen, gelden in beginsel niet voor gevallen waarin bewezen is verklaard het “omzetten”, “overdragen” en/of “gebruikmaken” van uit eigen misdrijf verkregen voorwerpen. Dit wordt anders indien dit plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen.7
26. In zijn arrest van 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2913 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in die gevallen waarin het enkele storten op een eigen bankrekening van contante geldbedragen die onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig zijn kan worden aangemerkt als "omzetten" of "overdragen" in de betekenis van art. 420bis, eerste lid sub b, Sr, in de regel sprake zal zijn van een bijzonder geval als hiervoor bedoeld. Daaruit volgt dat, wil het handelen kunnen worden aangemerkt als "witwassen", er sprake dient te zijn van een gedraging die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen gericht karakter heeft.
27. Uit het voorgaande volgt dat het omzetten of overdragen van een uit eigen misdrijf afkomstig geldbedrag door het op een eigen bankrekening te storten en het voorhanden hebben van dit bedrag nadat het is gestort, niet zonder meer als witwassen kunnen worden gekwalificeerd. Daarvoor zal sprake moeten zijn van een gedraging die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die voorwerpen gericht karakter heeft. Het oordeel van het hof dat in de gegeven omstandigheden sprake is van zodanige gedragingen, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij neem ik in aanmerking dat de verdachte het geldbedrag op een buitenlandse bankrekening heeft gestort. Daarmee is het geldbedrag buiten het economisch verkeer van Nederland gebracht.8 Daardoor kan het zicht op de herkomst worden bemoeilijkt. Het storten van een bedrag op een eigen bankrekening in Nederland kan naar mijn mening in dit opzicht niet worden gelijk geschakeld met het storten van een bedrag op een buitenlandse bankrekening, ook al is de verdachte de begunstigde van die rekening. Daarbij kan zelfs de vraag worden gesteld of zich hier een bijzonder geval voordoet, als bedoeld in de onder 26 besproken jurisprudentie. Als daarvan al sprake is, meen ik dat het oordeel van het hof dat het storten en op de rekening houden van het bedrag van 658.789,50 dirham op de eigen bankrekening in Marokko als verhullend kan worden aangemerkt en dat derhalve het bewezen verklaarde ook in dit opzicht als (gewoonte)witwassen kan worden gekwalificeerd, niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, niet onbegrijpelijk is en toereikend is gemotiveerd.
28. Het middel faalt in al zijn onderdelen.
29. Het vijfde middel behelst de klacht dat het oordeel van het hof dat een bedrag van € 22.600 een overboeking betreft die niet als speelwinst is aan te merken niet zonder meer begrijpelijk is, althans ontoereikend is gemotiveerd.
30. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende aangevoerd:
“-t.a.v. de geld bedragen van totaal € 38.700,00 i.v.m. aankoop van speelpenningen in casino en overboeking van de bankrekening van het casino naar de bankrekening van cliënt, verzoekt de verdediging uw Hof om cliënt hiervan vrij te spreken. Ook hier geldt dat cliënt dit bedrag heeft kunnen voldoen uit de ontvangen bedragen van zijn ex-vriendin. Het staat dan ook niet vast dat het geldbedrag niet op legale wijze is verkregen. Met de rechtbank is de verdediging van oordeel dat het bedrag van € 22.600,00 als speelwinst moet worden aangemerkt. Daarnaast betreft het sowieso geen contante storting. Wat betreft het overige bedrag ad € 16.100,00 stelt de verdediging dat dit bedrag ook speelwinst kan zijn, zeker voor een gedeelte. Aangezien het gaat om 3 verschillende aankopen op verschillende tijdstippen, is het niet onaannemelijk dat cliënt deze speelpenningen heeft aangekocht nadat hij eerder op die dag zijn speelwinst had ingewisseld.”
31. Het hof heeft in dit verband het volgende overwogen:
* Het vierde gedachtestreepje (een of meer geldbedrag(en) van (totaal) 38.700,- euro (aanko(o)p(en) speelpenningen Holland Casino en overboeking van bankrekening Holland Casino naar bankrekening ten naam gesteld van verdachte).
Het hof acht dit onderdeel bewezen. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de gelden waar het om gaat afkomstig zijn van verdachte. Voor een deel van 22.600 euro betreft het een overboeking die niet als speelwinst is aangemerkt en waarvan ook anderszins niet is gebleken dat het om speelwinst gaat. Voor een ander deel- in totaal 16.100 euro - betreft het aankopen van speelpenningen met contanten. Er is sprake van omzetten of overdragen.”
32. Uit het tot het bewijs gebezigde proces-verbaal “Deelonderzoek Witwassen [verdachte] ” volgt dat de verdachte op drie data bedragen van in totaal € 22.600 via een bankrekening van het Holland Casino heeft overgemaakt naar een bankrekening waarvan hij de begunstigde was en dat deze bedragen door het Holland Casino niet als speelwinst zijn aangemerkt (bewijsmiddel 8, onderdeel 6.3.3). Het oordeel van het hof dat het genoemde bedrag niet als speelwinst is aan te merken en door de verdachte is overgeboekt, is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering. Daarbij neem ik in aanmerking dat de verdediging de stelling dat sprake was van speelwinst niet heeft onderbouwd, terwijl evenmin ter terechtzitting in hoger beroep is betwist dat het de verdachte is geweest die het desbetreffende geldbedrag heeft gestort. In zoverre faalt het middel.
33. Ten tweede behelst het middel de klacht dat het oordeel dat het storten van het geldbedrag van € 22.600 kan worden gekwalificeerd als witwassen ontoereikend is gemotiveerd, aangezien niet blijkt dat sprake is van een gedraging die gericht is geweest op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geldbedrag.
34. Teneinde herhaling te voorkomen, verwijs ik naar hetgeen bij de bespreking van het vierde middel is voorop gesteld ten aanzien van de in de rechtspraak aanvaarde kwalificatie-uitsluitingsgrond.
35. Het hof heeft in zijn nadere bewijsoverweging geoordeeld dat ten aanzien van het totaalbedrag van € 38.700, waaronder de overboeking van € 22.600, sprake is van het omzetten en overdragen van dit bedrag. Deze zaak onderscheidt zich van de casus die ten grondslag lag aan het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2014, doordat in de onderhavige zaak de bewezen verklaarde omzetting en het overdragen van de contante geldbedragen niet heeft plaatsgevonden door een rechtstreekse storting op de eigen bankrekening, maar door dit geld via de bankrekening van het Holland Casino over te maken naar een bankrekening waarvan de verdachte de begunstigde was. Hierdoor is naar mijn mening geen sprake van een bijzonder geval zoals in de jurisprudentie van de Hoge Raad bedoeld, waarin het overdragen of omzetten niet wezenlijk verschilt van het verwerven of voorhanden hebben van uit eigen misdrijf verkregen voorwerpen en de verdachte zich door het plegen van dat misdrijf automatisch schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen. De verdachte heeft door het storten van het geld op de rekening van het Holland Casino het geld immers, zij het kortstondig, binnen het vermogen van een derde gebracht en daarmee een handeling verricht die verder gaat dan slechts het door hemzelf verwerven of voorhanden hebben van het geld. Het hof was onder deze omstandigheden niet gehouden tot een nadere motivering.
36. Het middel faalt in al zijn onderdelen.
37. De middelen falen. De middelen 1, 2, 3 en 5 kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
38. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden