“I. die vermeld zijn in rov. 4 en die volgens het hof inhouden
a. dat het in 2003, het tijdstip waarop zij de Gemeente en het Waterschap aansprakelijk stelde, niet voor de hand lag om Rijkswaterstaat aansprakelijk te stellen, omdat Mispelhoef dacht dat de gedempte sloten aan het Waterschap in eigendom toebehoorden en dat deze door het Waterschap werden onderhouden;
b. dat Mispelhoef zeker niet achterover is gaan leunen, maar het een en ander heeft ondernomen om aan haar ‘onderzoeksplicht’ te voldoen;
c. dat het feit dat het tot 2008 geduurd heeft voordat Mispelhoef Rijkswaterstaat aansprakelijk gesteld heeft, te wijten is aan de trage beantwoording door Rijkswaterstaat van verzoeken van het door Mispelhoef ingeschakelde adviesbureau; en
II. die Mispelhoef tevens betrokken heeft en die inhouden
d. dat uit de onderzoeken die in opdracht van de Gemeente en het Waterschap uitgevoerd waren in ieder geval niet duidelijk werd wie wel aansprakelijk kon worden geacht, dat Mispelhoef vervolgens zelf een uitgebreid onderzoek heeft laten doen naar de oorzaak, dat het rapport van dit onderzoek op 10 oktober 2008 uitgebracht werd door Taurus, en dat eerst uit dit rapport bleek dat met name de door Rijkswaterstaat uitgevoerde werkzaamheden aan de A2 (dempen van de sloot en het daarvoor in de plaats stellen van een duikerconstructie) hebben geleid tot de wateroverlast (Inl.Dagv-§ 11 en MvG-§ 3);
e. dat Mispelhoef vóórdat Taurus dit rapport uitbracht niet bekend was en ook niet bekend kon zijn met het feit dat “RWS” resp. de Staat aansprakelijk was (Inl.Dagv-§ 20 en MVG-§ 3);
f. dat Mispelhoef, juist omdat zowel de Gemeente als het Waterschap geen aansprakelijkheid wilden erkennen en juist omdat uit hun reacties resp. de in hun opdracht uitgevoerde onderzoeken niet duidelijk werd wie wel aansprakelijk was, Taurus inschakelde (Inl.Dagv-§ 23 en MvG-§ 3);
g. dat de redenen waarom Mispelhoef de Gemeente en het Waterschap wèl en de Staat niet aansprakelijk stelde hierin gelegen waren, dat in 1999 door de Gemeente (Eindhoven) werkzaamheden uitgevoerd werden in de onmiddellijke nabijheid van het perceel van Mispelhoef (het bouwrijp maken en inrichten van het bedrijventerrein en de reconstructie en ophoging van de Oirschotsedijk), en dat Mispelhoef reden om aan te nemen had dat de wateroverlast daardoor veroorzaakt werd (Inl.Dagv-§ 21 en MvG-§§ 3 en 15);
h. dat Mispelhoef er weliswaar mee bekend was dat er op dat moment (ook) werkzaamheden uitgevoerd werden in het kader van het verbreden van de nabij gelegen snelweg A2, maar dat zij niet wist of deze werkzaamheden uitgevoerd werden in opdracht van de Gemeente, van het Waterschap of van derden, en dat zij er in ieder geval vanuit ging dat, voor zover die werkzaamheden plaatsvonden aan sloten en watergangen, deze werkzaamheden uitgevoerd werden onder toezicht en/of met vergunning/ontheffing van het Waterschap (Inl.Dagv-§ 22) en MvG-§ 3);
i. dat toen de Gemeente en het Waterschap aansprakelijkheid van de hand wezen, zij niet concludeerden dat Rijkswaterstaat resp. de Staat de schadeveroorzakende persoon was (Akte van 13 maart 2015, blz. 1);
j. dat destijds niet eenvoudig vastgesteld kon worden wie de aansprakelijke partij was, dat er op en om het terrein zoveel activiteiten plaatsvonden, dat niet duidelijk was in opdracht van wie de werkzaamheden verricht werden, dat er ook nog een spitsstrook aan de A2 aangelegd werd, maar dat die activiteiten, mede gezien op de afstand tot het bedrijf, niet in verhouding stonden tot de bouw van het industrieterrein, dat het erom gaat dat destijds niet eenvoudig was vast te stellen wie de aansprakelijke partij in dezen was, en dat de inspraakronde ging over het Tracébesluit - en niet over de spitsstroken - en verder over geluidsoverlast, doch niet tevens over mogelijke wateroverlast (Proces-Verbaal van de op 14 november 2013 gehouden comparitie na antwoord, blz. 2 en 3, verklaring van mr. H.A.M.J. Loeffen en MvG-§§ 3 en 18);
k. dat het enkele feit dat Rijkswaterstaat in de brieven van 12 februari 2003, naast het Waterschap, is genoemd als een van de mogelijke opdrachtgevers voor de werkzaamheden in het kader van het verbreden van de A2, niet afdoet aan het feit dat de werkzaamheden die er in de ogen van Mispelhoef - mede - toe hadden geleid dat de watertoevoer voor haar perceel was afgesloten, naar de stellige overtuiging van Mispelhoef feitelijk waren uitgevoerd door het Waterschap als de eigenaar van de sloten (MvG-§ 15);
l. dat met betrekking tot de verbreding van de A2 van belang is dat het tracé van de Rijksweg A2 ter hoogte van Mispelhoefs locatie niet alleen de A2, doch ook de N2 betreft, dat de provincie doorgaans verantwoordelijk is voor dergelijke N-wegen, dat de A3 zonder op- en afritten als een soort supersnelweg in het midden ligt en de N2 met bijbehorende op- en afritten aan de buitenkanten, zodat het toen veeleer voor de hand gelegen zou hebben om de Provincie Noord-Brabant aansprakelijk te stellen omdat het causaal verband gelegen was in de werkzaamheden die met het talud van doen hadden; en
m. dat het feit dat de A2 verbreed werd, niet ‘dus’ impliceerde dat Rijkswaterstaat resp. de Staat de aansprakelijke partij was voor Mispelhoefs schade (Akte van 12 maart 2015, 2de blz., 2de al.).”