Spek heeft in zijn noot bij dit arrest geschreven:45
1. Als een inhoudingsplichtige werkgever de loonheffing niet heeft ingehouden of afgedragen, staan de inspecteur verschillende mogelijkheden ter beschikking om alsnog belasting over het loon te heffen:
1. een naheffingsaanslag loonheffing bij de werkgever, het loon niet betrekken in de aanslag inkomstenbelasting van de werknemer, geen verrekening loonheffing bij die aanslag (het eindheffingsregime);
2. een naheffingsaanslag loonheffing bij de werkgever, het loon betrekken in de aanslag inkomstenbelasting van de werknemer, verrekening loonheffing bij die aanslag;
3. een naheffingsaanslag loonheffing bij de werknemer, het loon betrekken in de aanslag inkomstenbelasting van de werknemer, verrekening loonheffing bij die aanslag;
4. een naheffingsaanslag loonheffing bij de werkgever, het loon betrekken in de aanslag inkomstenbelasting van de werknemer, geen verrekening loonheffing bij die aanslag; en
5. het loon betrekken in de aanslag inkomstenbelasting van de werknemer.
2. Uitgangspunt daarbij is dat dubbele heffing over loonbestanddelen wordt voorkomen. Nu zowel bij de werknemer als de werkgever geheven kan worden, moeten beide personen worden betrokken in de beoordeling of sprake is van dubbele heffing. In dit arrest komt de vraag aan de orde of de Inspecteur gebonden is aan zijn initiële keuze om de loonheffing middels het eindheffingsregime te heffen.
Voordat ik inga op de door de Hoge Raad gekozen oplossing, belicht ik eerst de hiervoor genoemde vijf mogelijkheden van heffing.
3. Als de werkgever geen loonheffing heeft betaald, dan is volgens de duidelijke tekst van art. 31 Wet LB 1964 het eindheffingsregime van toepassing. Dit geldt ook als de werkgever een (deel van het) bedrag heeft ingehouden (HR 8 december 2006, nr. 41 160, BNB 2007/82c*). Daarom zal in de regel de inspecteur een naheffingsaanslag aan de werkgever opleggen, waarbij hij het loon als een eindheffingsbestanddeel aanmerkt. Als loonbestanddelen onder de eindheffing vallen, zullen deze bestanddelen op grond van art. 3.84 Wet IB 2001 niet tot het belastbare inkomen uit werk en woning worden gerekend. Van verrekening van de loonheffing bij de werknemer is dan ook geen sprake.
4. In afwijking van de hoofdregel blijft eindheffing achterwege, indien de werkgever die een naheffingsaanslag ontvangt een gemotiveerd verzoek aan de inspecteur doet om het nageheven loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken. De inspecteur legt dan een naheffingsaanslag in de loonbelasting op aan de werkgever. De werknemer mag de nageheven loonheffing verrekenen met zijn aanslag inkomstenbelasting.
5. De inspecteur kan ook zelf kiezen om het eindheffingsregime achterwege te laten. Dit kan impliciet gebeuren in het geval de inspecteur een naheffingsaanslag oplegt over het niet-afgedragen deel van de loonheffing; dan moet het ervoor worden gehouden dat de inspecteur heeft besloten het eindheffingsregime niet toe te passen (HR 10 april 2009, nr. 08/01345, BNB 2009/195c*).
6. De inspecteur kan er in bepaalde gevallen ook voor kiezen een naheffingsaanslag loonheffing aan de werknemer op te leggen. Daarvan is bijvoorbeeld sprake bij het privégebruik van een (bestel)auto (art. 13 bis lid 11 en 15 Wet LB 1964 (tekst 2017)) of als een werknemer bepalingen van de belastingwet niet heeft nageleefd, waardoor de inhoudingsplichtige te weinig belasting heeft betaald (art. 20 lid 2 tweede volzin AWR). Die nageheven loonheffing is vervolgens weer verrekenbaar met de aanslag inkomstenbelasting die aan de werknemer wordt opgelegd.
7. Dan blijven er voor de inspecteur nog twee mogelijkheden over in de inkomstenbelasting. Als de inhoudingsplichtige feitelijk geen loonheffing heeft ingehouden, kan de inspecteur er voor kiezen de verrekening van de loonheffing met de aanslag inkomstenbelasting bij de werknemer te weigeren, als de werknemer niet kan bewijzen dat hij meende en ook bij inachtneming van de door hem te betrachten zorgvuldigheid mocht menen dat de werkgever aan zijn verplichting tot inhouding zou voldoen (HR 21 september 1983, nr. 21 953, BNB 1984/32*).
8. Als de werkgever de beloning van zijn werknemer niet als loon heeft aangemerkt, kan de inspecteur een naheffingsaanslag achterwege laten en ermee volstaan de beloning tot het belastbare inkomen uit werk en woning van de werknemer te rekenen en dit te belasten in een (navorderings)aanslag inkomstenbelasting. Aangezien geen loonheffing is ingehouden of afgedragen, komt hij aan een verrekening van loonheffing niet toe.
9. Als sprake is van een eindheffing, wordt het loon waarop de loonheffing ziet op grond van art. 3.84 Wet IB 2001 niet tot het belastbare inkomen uit werk en woning van de werknemer gerekend. Dit artikel wil immers voorkomen dat dubbele heffing plaatsvindt door enerzijds loonheffing bij wege van eindheffing bij de werkgever en anderzijds heffing van inkomstenbelasting bij de werknemer over het genoten loon.
10. In het onderhavige geval heeft de Inspecteur ervoor gekozen om het loon bij de werkgever in de eindheffing te betrekken. Daarmee sluit hij de heffing van inkomstenbelasting uit. Zijn keuze blijkt, zo volgt uit dit arrest, omkeerbaar. Wanneer de inspecteur terugkomt van zijn keuze voor de eindheffing voordat hij de aanslag inkomstenbelasting vaststelt, kan de inspecteur alsnog het loon in de inkomstenbelasting betrekken. De formele verschuldigdheid die uit de naheffingsaanslag voortvloeit, moet dan wel zijn vervallen. Dat bij een vernietiging van een aanslag geen sprake meer is van een formele verschuldigdheid spreekt voor zich. Hoewel het vernietigen van een aanslag door de inspecteur niet onmogelijk is (vgl. HR 6 januari 1988, nr. 24 905, BNB 1988/120* en art. 18a lid 1 onderdeel b AWR), zal de inspecteur de naheffingsaanslag in de regel verminderen tot nihil. Ook bij een vermindering van een aanslag tot nihil bestaat volgens dit arrest geen formele verschuldigdheid van belasting meer. Zelfs als de naheffingsaanslag onherroepelijk vaststaat op het moment van de vermindering naar nihil, eindigt de formele verschuldigdheid.