7.4
Voor dit onderzoek kon ik beschikken over de betreffende zaakdossiers.103 In verband met het raadkamergeheim waren raadkameropinies,
-voorstellen en -discussies verwijderd. In elke zaak is wel de grond voor het advies van het beoordelend WB-lid bekend, maar kan de zienswijze van de Raad niet worden gekend.
Zaaknummer: 15/02242
Zaaktype: Algemene nabestaandenwet (hierna: ANW)
Kamer: 3B
Omschrijving geschil:
Belanghebbende kwam in deze zaak in cassatie op tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de CRvB). In geschil bij de CRvB was of De Sociale Verzekeringsbank terecht een nabestaanden- en een halfwezenuitkering had geweigerd aan belanghebbende. Hiervan was volgens de CRvB sprake, nu belanghebbendes echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet meer in Nederland werkte en woonde en ook anderzijds niet verzekerd was voor de ANW.
Cassatieberoep:
In haar cassatieberoepschrift merkt belanghebbende alleen op dat zij ziek is en niet kan werken.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie niet door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Opmerking A-G:
Op grond van artikel 66 van de ANW staat tegen uitspraken van de CRvB cassatieberoep open ter zake van een schending of verkeerde toepassing van de artikelen 3, lid 2 t/m lid 6, 6,7 en 13, ANW. Belanghebbendes klacht ziet niet op een schending of verkeerde toepassing van voornoemde artikelen.
Zaaknummer: 15/04756
Zaaktype: Wet Werk en Bijstand (hierna: WWB)
Kamer: 3B
Omschrijving geschil:
Belanghebbende ontving sinds 1998 bijstand ingevolge WWB. Bij de CRvB was onder meer in geschil of ten onrechte i) de bijstand was ingetrokken, ii) voor het verleden was herzien en iii) een bedrag ter grootte van € 55.062 van belanghebbende kon worden teruggevorderd. Het CRvB oordeelde dat voldoende feitelijke grondslag bestond voor de conclusie van het college dat belanghebbende niet langer duurzaam gescheiden leefde van haar partner en daarom ten onrechte was aangemerkt als zelfstandig subject van bijstand, en verklaarde belanghebbendes hoger beroep ongegrond.
Cassatieberoep:
In cassatie komt belanghebbende op tegen dit oordeel van de CRvB onder meer door weerspreking van de vastgestelde feiten.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Opmerking A-G:
De klachten van belanghebbende zien alleen op de vastgestelde feiten ten aanzien van de begrippen ‘gezamenlijke huishouding’ en het ‘hervatten van wederzijdse zorg’. Op grond van artikel 80, lid 1, WWB staat cassatie open tegen uitspraken van de CRvB ter zake van een schending of verkeerde toepassing van artikel 3, lid 2 t/m 5, WWB. Belanghebbende heeft in cassatie niet geklaagd over een schending of verkeerde toepassing van het begrip ‘duurzaam gescheiden leven’.
Zaaknummer: 16/01486
Zaaktype: Parkeerbelasting
Kamer: 3B
Omschrijving geschil:
In geschil bij het gerechtshof Amsterdam was of de bezwaren tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting terecht niet-ontvankelijk waren verklaard door de heffingsambtenaar. Het hof oordeelde dat belanghebbende geen feiten en omstandigheden aannemelijk had gemaakt die het oordeel zouden kunnen rechtvaardigen dat sprake was van verschoonbare termijnoverschrijdingen in de zin van artikel 6:11 Awb. Dat zijn beroepen gericht tegen (opgelegde boeten ter zake van) verkeersovertredingen (ondanks termijnoverschrijding) ontvankelijk zijn geacht door de Officier van Justitie, maakt dat niet anders.
Cassatieberoep:
Belanghebbende komt in cassatie onder meer op tegen de overweging van het hof dat de belastingrechter niet gebonden is aan een oordeel van de Officier van Justitie, dan wel aan het oordeel van de strafrechter in strafzaken ter zake van de ontvankelijkheid. Hij meent daarnaast dat het hof ten onrechte niet is ingegaan op zijn beroep op ‘rechtseenheid’.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Opmerking A-G:
Belanghebbende herhaalt in cassatie zijn voor het hof ingenomen standpunten en richt zijn klachten niet tegen ’s hofs oordeel dat de termijnoverschrijding van de bezwaren niet verschoonbaar is in de zin van artikel 6:11 Awb.
Zaaknummer: 15/04034
Zaaktype: Wet Waardering Onroerende zaken (hierna: Wet WOZ)
Kamer: 3B
Omschrijving geschil:
In geschil bij het gerechtshof Amsterdam was of de WOZ-waarde van een woning in Amsterdam te hoog was vastgesteld. Het hof oordeelde dat de ambtenaar, op wie de bewijslast rust, voldoende aannemelijk had gemaakt dat de in aanmerking genomen waarde niet te hoog was.
Cassatieberoep:
In cassatie komt belanghebbende met diverse feitelijke klachten. Zo zou volgens hem de meetapparatuur niet goed gehanteerd zijn, zou zijn uitgegaan van oude meetinstructies en zou hij als bewoner van het appartementencomplex geen gebruik mogen maken van een gezamenlijke binnentuin.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie niet door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Zaaknummer: 16/01101
Zaaktype: Erfbelasting
Kamer: 3B
Omschrijving geschil:
Belanghebbendes hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag is niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet voldoen van het verschuldigde griffierecht. Hiertegen is belanghebbende in verzet gekomen bij het gerechtshof Den Haag. Het hof heeft het verzet ongegrond verklaard en geoordeeld dat in casu sprake is van vijf indieners (erfgenamen) die in één geschrift gezamenlijk in hoger beroep zijn gekomen tegen vijf verschillende besluiten en die elk afzonderlijk griffierecht zijn verschuldigd.
Cassatieberoep:
Belanghebbende klaagt dat de zaken zijn gevoegd en dat bij één beroepschrift slechts één keer griffierecht is verschuldigd.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Opmerking A-G:
Het hof heeft geoordeeld dat voeging op grond van artikel 8:14 Awb (alsmede de parlementaire geschiedenis daarbij) een discretionaire bevoegdheid van de rechter is. Het verzoek om voeging van zaken kan belanghebbende niet baten. Artikel 8:41 Awb koppelt de verschuldigdheid van griffierecht niet aan voeging als bedoeld in artikel 8:14 Awb.
Zaaknummer: 16/01131
Zaaktype: Inkomstenbelasting
Kamer: 3B
Omschrijving geschil:
Belanghebbende heeft buiten de wettelijk gestelde termijn bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting. De rechtbank Den Haag oordeelde dat de inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en daarom het beroep kennelijk ongegrond was. Het verzet van belanghebbende daartegen is door de rechtbank Den Haag ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank zijn de opgevoerde redenen voor termijnoverschrijding (te weten depressiviteit van belanghebbendes partner en een miscommunicatie met haar accountant) onvoldoende voor het aannemen van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb.
Cassatieberoep:
Belanghebbende heeft in cassatie haar voor de rechtbank ingenomen (feitelijke) stellingen herhaald.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Opmerking A-G: Er zijn geen redenen aangevoerd voor een verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
Zaaknummer: 16/03323
Zaaktype: Inkomstenbelasting
Kamer: 3B
Omschrijving geschil:
Volgens belanghebbende is gezien de motivering van de uitspraak op bezwaar de heffingsrente (ondanks de vermindering van de aanslag) ongewijzigd gebleven. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat ‘zonneklaar is dat de Inspecteur heeft bedoeld dat geen aanleiding bestaat voor een verdere vermindering van de heffingsrente dan voortvloeit uit de vermindering van de aanslag’.
Cassatieberoep:
In cassatie klaagt belanghebbende over het niet publiceren van een mandaatbesluit, de tijdigheid van de uitspraak op bezwaar en dat de heffingsrente de verminderde belastingschuld niet heeft gevolgd.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Zaaknummer: 16/00093
Zaaktype: Motorrijtuigenbelasting
Kamer: 3A
Omschrijving geschil:
In geschil bij de rechtbank Den Haag was of belanghebbende tijdig beroep heeft ingesteld tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de termijn. Belanghebbendes verzet tegen die uitspraak is door de rechtbank ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het te laat indienen (en het niet indienen van een pro forma beroepschrift) voor rekening van belanghebbendes diende te komen.
Cassatieberoep:
In cassatie licht de gemachtigde van belanghebbende toe dat hij in afwachting van stukken van belanghebbende was en hij niet ervan op de hoogte was dat hij pro-forma cassatieberoep in kon stellen, en dat er een hogere werkdruk op kantoor was evenals een vakantieperiode.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Opmerking A-G:
Belanghebbendes klachten zijn van feitelijke aard.
Zaaknummer: 16/02913
Zaaktype: Omzetbelasting
Kamer: 3A
Omschrijving geschil:
Belanghebbende heeft ter zake van een naheffingsaanslag omzetbelasting beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet (tijdig) betalen van het griffierecht. Voorts heeft de rechtbank belanghebbendes verzet daartegen ongegrond verklaard.
Cassatieberoep:
In zijn cassatieberoepschrift heeft belanghebbende toegelicht dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden het griffierecht niet (tijdig) heeft voldaan.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie niet door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Opmerking A-G:
De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden meegenomen bij het oordeel dat het niet (tijdig) betalen van het griffierecht niet verschoonbaar is.
Zaaknummer: 15/04942
Zaaktype: Vennootschapsbelasting
Kamer: 3A
Omschrijving geschil:
Belanghebbende heeft ter zake van een boetebeschikking die is opgelegd bij een aanslag vennootschapsbelasting, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Volgens de rechtbank Den Haag was belanghebbende te laat met indienen van dit beroepschrift en was het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Het verzet van belanghebbende hiertegen is ongegrond verklaard.
Cassatieberoep:
Belanghebbende betoogt dat de datum van ontvangst door belanghebbende van de uitspraak op bezwaar bepalend is voor het gaan lopen van de beroepstermijn. Voorts heeft volgens hem de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ten slotte klaagt belanghebbende dat de verzuimboete niet in verhouding staat tot de te betalen vennootschapsbelasting.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Artikel 80a Wet RO.
Opmerking A-G:
Deze zaak bevat meer redenen om artikel 80a Wet RO toe te passen. Zo gaat belanghebbende ten aanzien van de beroepstermijn uit van een onjuiste rechtsopvatting. Voorts heeft belanghebbende pas in cassatie stelling ingenomen ten aanzien van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding in beroep.
80a-advies WB niet gevolgd
7.5
Het komt uiteraard ook voor dat een WB’er een ’80a-advies’ opstelt, maar de Raad besluit om dit niet te volgen.104 Zoals hiervoor is opgemerkt zal een zaak dan het reguliere beoordelingstraject ingaan. Hieronder zal ik een tweetal willekeurig gekozen zaken bespreken, waarin het ‘80a-advies’ niet is gevolgd door afdeling B van de Belastingkamer in het jaar 2016.105 In 2016 zijn bij afdeling B 23 zaken in afwijking van het ‘80a-advies’ van een WB’er niet met artikel 80a Wet RO afgedaan.106
Overigens besluit de Hoge Raad in incidentele gevallen ook om in een zaak artikel 80a Wet RO toe te passen, terwijl niet een advies daartoe was gegeven door een WB’er.
Zaaknummer: 16/00598
Zaaktype: Ziektewet (hierna: ZW)
Kamer: 3B
Omschrijving geschil:
In geschil bij de CRvB was of belanghebbendes ZW-uitkering kon worden stopgezet en teruggevorderd, vanwege een gefingeerd dienstverband (en daarmee het niet verzekerd zijn voor de ZW). De CRvB oordeelde dat geen sprake was geweest van een privaatrechtelijke dienstbetrekking, zodat belanghebbende niet verzekerd was.
Cassatieberoep:
In cassatie betoogt belanghebbende dat zij aan alle vereisten heeft voldaan die worden gesteld aan het begrip ‘werknemer’. Zo verrichtte zij persoonlijk arbeid, bestond er een gezagsverhouding met het uitzendbureau en werd er loon betaald. De CRvB heeft haars inziens “het begrip werknemer geschonden”.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie niet door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
Geen artikel 80a Wet RO. Cassatieberoep ongegrond (met toepassing van artikel 81, lid 1, Wet RO).
Opmerking A-G:
In deze zaak ging het om de uitleg van het begrip ‘werknemer’ in de zin van artikel 3, lid 1, ZW. Op grond van artikel 20 ZW zijn werknemers in de zin van die wet verzekerd. Tegen de uitleg van dit begrip is belanghebbende opgekomen.
Zaaknummer: 16/00645
Zaaktype: WOZ
Kamer: 3B
Omschrijving geschil:
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 op grond van de Wet WOZ een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd van de gemeente Geertruidenberg. Bij het indienen van het beroepschrift bij de rechtbank Zeeland West-Brabant heeft de gemachtigde van belanghebbende verzocht om alle correspondentie naar een ander adres te verzenden. De nota griffierecht is door de griffier van de rechtbank echter per aangetekende post verzonden naar het adres van gemachtigde en aldaar in persoon uitgereikt. Het griffierecht is niet betaald. Op grond daarvan heeft de rechtbank het beroep op de voet van
artikel 8:54 Awb niet-ontvankelijk verklaard. Het gebrek (het versturen van de nota naar het verkeerde adres) is volgens de rechtbank geheeld doordat de gemachtigde de herinneringsnotie persoonlijk heeft ontvangen.
Cassatieberoep:
Belanghebbende stelt drie cassatiemiddelen voor. Het eerste en het derde middel komen op tegen het oordeel van de rechtbank dat de omissie (het versturen naar het verkeerde adres) is geheeld. De rechtbank gaat volgens belanghebbende voorbij aan de verschoonbaarheid van het verzuim. Belanghebbende heeft als reden opgegeven dat zijn gedrag door hersenletsel is ontregeld en hij daarom het verzoek heeft gedaan de stukken naar een administratiekantoor te zenden.
Wel/niet gemachtigde:
Belanghebbende heeft zich in cassatie door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Beoordeling Raad:
De rechtbank had de niet-ontvankelijkheid van het verzet niet mogen uitspreken zonder zich uit te laten over de verschoonbaarheid van het verzuim. Het cassatieberoep is gegrond en de zaak moet worden verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant ter verdere behandeling van en beslissing op het verzet.107
Toepassing artikel 80a Wet RO in cijfers