Bij eindarrest d.d. 17 mei 2016 beslist het hof tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen van de rechtbank. Naar het oordeel van het hof zal, ook al erkent Allianz de aansprakelijkheid van de veroorzakers van de aanrijdingen in 2001 en 2003, niettemin het causale verband tussen de door [eiser] gestelde schade en die aanrijdingen moeten komen vast te staan. Ook de andere aanrijdingen zijn daartoe van belang. Zij kunnen mede hebben bijgedragen aan de toestand van [eiser] , waarin hij nu verkeert. De medische informatie over die andere ongevallen is derhalve ook relevant voor het vaststellen van de schade en het vereiste causale verband (rov. 3.11). Vervolgens overweegt het hof in rov. 3.17.1 het volgende:
Het hof overweegt dat [eiser] niet uitdrukkelijk heeft geweigerd bepaaldelijk in het proces-verbaal van de comparitie van partijen genoemde stukken over te leggen en hij niet (in verband daarmee) een beroep op “gewichtige redenen” heeft gedaan. Niettemin heeft [eiser] er kennelijk welbewust voor gekozen, zonder enige toelichting, in ieder geval de volgende stukken in het geheel niet in het geding te brengen:
- het complete huisartsenjournaal vanaf 1992 tot heden;
- alle (medische) informatie over het ongeval uit 2007.
Verder stelt het hof vast dat, omdat [eiser] geen actuele correspondentie van het UWV heeft overgelegd, het onduidelijk blijft of de volledige informatie is verstrekt van:
- het UWV vanaf 1992 tot heden inclusief alle rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen;
- de gegevens over (de omvang van) het werk (de re-integratie) van [eiser] vanaf april 2002.
Het niet overleggen en - mogelijk - onvolledig overleggen van bovengenoemde stukken, wordt onvoldoende gecompenseerd door de als productie 106 overgelegde brief van het UWV van 19 juni 2007 omdat, voor zover [eiser] ook nu nog steeds voor 80-100% arbeidsongeschikt zou zijn, uit die brief niet kan volgen dat die arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit de ongevallen die [eiser] zijn overkomen. Zijn enkele stelling dat zulks het geval is, is daartoe onvoldoende. Uit de door hem als productie 101 en 102 overgelegde stukken van het UWV blijkt dit ook niet.
Omdat [eiser] heeft nagelaten stukken in het geding te brengen, waarvan het hof bepaald had dat zij ter vaststelling van het causaal verband in het geding dienden te worden gebracht, en omdat van een rechtvaardiging voor dat nalaten niet is gebleken, concludeert het hof dat [eiser] het causale verband tussen zijn gestelde schade en de ongevallen (in 2001 en 2003) onvoldoende heeft onderbouwd en derhalve zijn vordering dient te worden afgewezen (rov. 3.17.2 en 3.18).