A-G Niessen heeft conclusie genomen in de zaak met nummer 18/00288. In cassatie is in geschil of belanghebbende recht heeft op toepassing van de 30%-regeling. De vraag is of belanghebbende moet voldoen aan het 150 kilometer criterium dat met ingang van 1 januari 2012 is opgenomen in artikel 10e UB LB 1965 (hierna: 150 km-criterium). Meer in het bijzonder is in geschil naar gelang van welk moment moet worden getoetst of belanghebbende voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling: ten tijde van de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst óf ten tijde van de tewerkstelling van belanghebbende.
Belanghebbende heeft op 22 december 2011 met een in Nederland gevestigde werkgever een arbeidsovereenkomst gesloten. Belanghebbende is in Nederland tewerkgesteld vanaf 1 januari 2012. Belanghebbende en zijn werkgever hebben gezamenlijk verzocht om toepassing van de 30%-regeling met ingang van 1 augustus 2012. De inspecteur heeft het verzoek afgewezen omdat belanghebbende niet voldoet aan het per 2012 geïntroduceerde 150 km-criterium.
Per 1 januari 2012 zijn de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling zoals neergelegd in artikel 10e UB LB 1965 gewijzigd. Met ingang van die datum moet een werknemer, onder andere, voldoen aan het 150 km-criterium.
Het Hof heeft op voet van de wettekst van artikel 10e, lid 2, onderdeel b, onder 2 UB LB 1965 – welke voorschrijft dat de periode waarin een belanghebbende tenminste 150 km van de Nederlandse grens moet hebben gewoond – geoordeeld dat hierin uitdrukkelijk is bepaald naar welk tijdstip moet worden getoetst of aan het 150 km-criterium is voldaan. Volgens het Hof is de datum van de tewerkstelling in Nederland, 1 januari 2012, bepalend voor de vraag aan de hand van welke wetgeving moet worden beoordeeld of belanghebbende voldoet aan de criteria van de 30%-regeling.
A-G Niessen meent echter dat artikel 10e, lid 2, onderdeel b, onder 2 UB LB 1965 slechts de periode bepaalt waaróver deze toets moet worden aangelegd. Artikel 10e, lid 2 UB LB 1965 bepaalt niet op welke datum moet zijn voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling: de datum van totstandkoming van de arbeidsovereenkomst dan wel de datum van tewerkstelling.
In de jurisprudentie van de Hoge Raad is de vraag wanneer moet zijn voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling reeds aan de orde geweest. Deze vraag is echter nog niet aan de orde geweest ter zake van het 150 km-criterium als onderdeel van de ‘ingekomen werknemer’ voorwaarde.
In HR BNB 2006/264 heeft de Hoge Raad ter zake van i) de eis dat een werknemer ‘uit een ander land is aangeworven’, en ter zake van ii) de deskundigheidseis overwogen dat het Besluit 1995 geen aanknopingspunt biedt voor de vraag wanneer de belanghebbende moest voldoen aan deze voorwaarden. De Hoge Raad oordeelde dat uit doel en strekking van de regeling volgt dat belanghebbende ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst moest voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling.
In HR BNB 2015/204 stond centraal de deskundigheidseis die per 1 januari 2012 is gewijzigd. Per 1 januari 2012 is een salarisnorm geïntroduceerd: indien (onder andere) het salaris van een werknemer hoger is dan een bepaald bedrag, is voldaan aan de deskundigheidseis. De belanghebbende in HR BNB 2015/204 voldeed niet aan de deskundigheidseis zoals die gold vóór 1 januari 2012, maar wel aan de nieuwe salarisnorm. Volgens de Hoge Raad strookt het met de gedachte die aan de 30%-regeling ten grondslag ligt, om aan de hand van de feiten ten tijde van de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst te beoordelen of de betrokken werknemer over de vereiste specifieke deskundigheid beschikt. A-G Niessen onderschrijft dit oordeel.
A-G Niessen merkt op dat doel en strekking van de 30%-regeling niet zijn gewijzigd per 1 januari 2012. De A-G meent dat met inachtneming van genoemde arresten en mede gelet op doel en strekking van de 30%-regeling, de beoordeling of is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de 30%-regeling, moet geschieden naar gelang van het moment van de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst. Op dat moment staat de werkgever in concurrentie met andere werkgevers. Juist op dat moment heeft de werkgever baat bij de faciliteit.
Dat per 1 januari 2012 het 150 km-criterium is ingevoerd én deze bepaling onmiddellijke werking heeft, doet hier volgens de A-G niet aan af. Artikel 10e, lid d, onderdeel b, onder 2 UB LB 1965 schrijft weliswaar de periode voor waarin een belanghebbende tenminste 150 km van de Nederlandse grens moet hebben gewoond, dat betekent niet dat de peildatum verschuift naar de datum van tewerkstelling.
Volgens de A-G heeft de onmiddellijke werking van het 150 km-criterium tot gevolg dat indien een werknemer op 1 januari 2012 (of later) een arbeidsovereenkomst sluit, de wetgeving van 2012 ter zake van de 30%-regeling moet worden toegepast: een werknemer moet dan (onder andere) voldoen aan het 150 km-criterium.
Het oordeel van het Hof geeft volgens de A-G blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De klacht van belanghebbende slaagt.