Het HvJEU heeft in zijn beslissing herhaald dat een landbouwtractor valt onder het begrip ‘voertuig’ als bedoeld in art. 1, punt 1, van de Eerste richtlijn, omdat het gaat om een ‘rij- of voertuig [dat] bestemd [is] om zich anders dan langs spoorstaven over de grond te bewegen en [dat] door een mechanische kracht [kan] worden gedreven’ (punt 28) en dat, zoals reeds in het Vnuk-arrest is beslist, deze definitie losstaat van het gebruik dat wordt gemaakt of kan worden gemaakt van het betrokken voertuig (punt 29). Ook herhaalt het Hof onder verwijzing naar het Vnuk-arrest dat het begrip ‘deelneming aan het verkeer’ een autonoom begrip van Unierecht vormt en dat gestreefd wordt naar bescherming van slachtoffers (punten 31-33). Onder het begrip ‘deelneming aan het verkeer van voertuigen’ valt elk gebruik van een voertuig dat overeenstemt met de gebruikelijke functie van dit voertuig (punt 34). De draagwijdte van dit begrip hangt niet af van het soort terrein waarop het motorrijtuig wordt gebruikt (punt 35-36). Het Hof benadrukt dat de motorrijtuigen bedoeld in art. 1, punt 1, van de Eerste richtlijn onafhankelijk van hun kenmerken bestemd zijn om gewoonlijk als vervoermiddel te dienen (punt 37), zodat het begrip ‘deelneming aan het verkeer van voertuigen’ ieder gebruik van een voertuig als vervoermiddel omvat (punt 38). Volgens het Hof sluit de omstandigheid dat een voertuig stilstond toen hiermee een ongeval plaatsvond, niet uit dat het gebruik van dat voertuig op dat moment kan vallen onder de functie ervan als vervoermiddel en is daarbij de vraag of de motor op het moment van het ongeval al of niet draaide overigens niet doorslaggevend (punt 39). Het Hof overweegt vervolgens:
‘40. Vervolgens moet met betrekking tot voertuigen die, (…), bestemd zijn om niet alleen gewoonlijk als vervoermiddel te worden gebruikt, maar in bepaalde omstandigheden ook als machine, worden bepaald of een dergelijk voertuig op het moment waarop het bij een ongeval betrokken raakte voornamelijk als vervoermiddel werd gebruikt, in welk geval het onder het begrip ‘deelneming aan het verkeer’ in de zin van artikel 3, lid 1, van de Eerste richtlijn kan vallen, of als machine, in welk geval het gebruik niet onder datzelfde begrip valt.
41. In het onderhavige geval volgt uit de door verwijzende rechterlijke instantie verstrekte gegevens dat de betrokken tractor toen daarmee een ongeval plaatsvond, in gebruik was als generator die de motorkracht voor een op de tractor aangebrachte pomp opwekte en dat daarmee een bestrijdingsmiddelensproeier in werking werd gesteld waarmee dit bestrijdingsmiddel op de wijnstokken van een landgoed werd aangebracht. Onder voorbehoud van de door de verwijzende rechterlijke instantie te verrichten verificaties, houdt een dergelijk gebruik dan ook voornamelijk verband met de functie van de tractor als machine en niet als vervoermiddel en valt het bijgevolg niet onder het begrip “deelneming aan het verkeer” in de zin van art. 3, lid 1, van de Eerste richtlijn.
42. Gelet op een en ander moet op de eerste en de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 3, lid 1, van de Eerste richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat onder het in deze bepaling bedoelde begrip “deelneming aan het verkeer van voertuigen” niet valt een situatie waarin een ongeval met een landbouwtractor plaatsvindt terwijl de voornaamste functie van die tractor er op het moment van het ongeval niet in bestond om als vervoermiddel te dienen, maar om als machine de motorkracht op te wekken die nodig was om de pomp van een bestrijdingsmiddelensproeier aan te drijven’.