“4.6.4 [eiser] is verder van mening dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld door de SVB te dagvaarden bij de afdeling privaatrecht van de rechtbank Amsterdam waarbij hij namens [betrokkene 1] heeft gevorderd (zie de als productie 5 conclusie van antwoord overgelegde dagvaarding van 11 juni 2013):
1. een verklaring voor recht dat [betrokkene 1] uit hoofde van de beschikking van de Centrale Raad van Beroep recht heeft op betaling van € 113.451,84 vermeerderd met rente;
2. veroordeling van de SVB om aan [betrokkene 1] te betalen de nader in de dagvaarding omschreven schade van € 113.451,84 vermeerderd met rente;
3. veroordeling van de SVB in de kosten van het geding.
Wat dit betreft heeft het volgende te gelden.
Aan het bij dagvaarding gevorderde bedrag is (nog steeds) ten grondslag gelegd de berekening die [eiser] heeft gemaakt in zijn brief van 12 februari 2010 (productie 2 dagvaarding eerste aanleg). Uit de inhoud van die brief blijkt dat die berekening is gebaseerd op de bepaling in het dictum van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 december 2009 inhoudende dat het ouderdomspensioen van [betrokkene 1] met ingang van 1 januari 1999 wordt herzien en vanaf die datum wordt berekend op basis van de norm voor gehuwden. De stelling van de SVB dat deze berekening heeft geleid tot de uitspraak van de sector bestuursrecht van de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 juli 2011 (productie 3 dagvaarding eerste aanleg) is niet voldoende gemotiveerd door [eiser] betwist. Zie wat dat betreft ook rov. 1.1 van die uitspraak. Daarin is onder meer overwogen dat bij uitspraak van 1 december 2009 de Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat de AOW-uitkering van [betrokkene 1] met ingang van 1 januari 1999 wordt herzien en vanaf die datum wordt berekend op basis van de norm voor gehuwden. Rov. 1.2 vervolgt met de vaststelling dat [betrokkene 1] in januari 2010 een toeslag heeft aangevraagd op haar AOW-uitkering, waarop de SVB heeft gereageerd (rov. 2.1) met de mededeling dat [betrokkene 1] wel recht heeft op die toeslag, maar dat deze niet tot uitbetaling komt vanwege het inkomen dat degene met wie zij samenwoont heeft uit een WAO-uitkering. Die uitspraak van 6 juli 2011 is onherroepelijk geworden en daarmee waren de gevolgen van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 december 2009 wat dit betreft uitgewerkt en stond vast dat [betrokkene 1] op grond van die laatstgenoemde uitspraak geen recht op uitkering meer geldig kon maken gegrond op de herziening van haar ouderdomspensioen met ingang van 1 januari 1999 met berekening op basis van de norm voor gehuwden. Indien, zoals [eiser] lijkt te stellen, in die uitspraak van 6 juli 2011 een fout is gemaakt omdat daarin niet is geoordeeld over de herziening van het ouderdomspensioen van [betrokkene 1] met ingang van 1 januari 1999 met berekening vanaf die datum op basis van de norm voor gehuwden, zoals in het dictum van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 december 2009 is geoordeeld, doet dat niet af aan de onherroepelijkheid van die uitspraak, behoudens het recht op herziening, een weg die ook tevergeefs is afgelegd (zie de als productie 12 bij conclusie van repliek overgelegde uitspraak van de rechtbank Den Haag, bestuursrecht, d.d. 11 juli 2014). Een advocaat die als advocaat bij dit hele traject betrokken is geweest en vervolgens wederom als advocaat een nieuwe, maar nu civiele, procedure start, begaat ten opzichte van de tegenpartij een zodanig grove fout dat hij ten opzichte van die tegenpartij aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade, bestaande uit de juridische kosten zoals gevorderd en de proceskosten. Voor zover dit al anders zou kunnen zijn omdat de cliënt staat op een dergelijke dagvaarding, stelt [eiser] wel dat hij in opdracht van [betrokkene 1] heeft gehandeld, maar hij heeft nagelaten dit te onderbouwen met bij voorbeeld een brief van [betrokkene 1] waarin is vermeld dat [eiser] haar het een en ander heeft uitgelegd en haar heeft gewezen op de onjuistheid van die dagvaarding. Het hof houdt het er dan ook voor dat de civiele procedure bij de rechtbank Amsterdam door [eiser] zelf is geïnitieerd. (…)”