2.5
In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat partijen bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven. Wijziging is daardoor op grond van lid 5 niet mogelijk.12 Als partijen geen niet-wijzigingsbeding zijn overeengekomen maar bewust van de wettelijke maatstaven zijn afgeweken, geldt het volgende13:
a. de rechter mag slechts tot een wijziging van de alimentatieovereenkomst overgaan indien “de verzoeker stelt en de rechter aannemelijk oordeelt dat na het tot stand komen van de overeenkomst een wijziging van omstandigheden is ingetreden die meebrengt dat de wederpartij, in het licht van alle dan bestaande omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten”;
b. de rechter zal terughoudendheid moeten betrachten i.) bij zijn oordeel of aan de voorwaarde onder a. is voldaan, en zo ja, ii) bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot wijziging, gezien de aan de echtgenoten toekomende vrijheid de financiële gevolgen van hun echtscheiding zelf te regelen;
c. de rechter zal bij een eventuele wijziging van de alimentatie zoveel mogelijk aansluiting moet zoeken bij wat partijen bij hun overeenkomst voor ogen stond, waarbij hij mede zal dienen te letten op het verband dat kan zijn beoogd tussen de regeling betreffende het levensonderhoud en eventuele door partijen getroffen regelingen van andere aard;
d. de terughoudendheid tot wijziging zal uitsluitend moeten worden betracht ten aanzien van die specifieke onderdelen waarvan partijen bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven;
e. als partijen wensen dat hun afwijking van de wettelijke maatstaven een verdere strekking krijgt dan het desbetreffende specifieke punt zelf, dan kunnen zij het niet-wijzigingsbeding als bedoeld in art. 1:159 BW overeenkomen.
2.7
In de feitenrechtspraak wordt verschillend geoordeeld over de vraag of al dan niet bewust is afgeweken van de wettelijke maatstaven. Hieronder volgt een selectie14 van de (relevante) lagere rechtspraak.
Hof Amsterdam 4 maart 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:663, JIN 2014/82:
Het hof oordeelde dat geen sprake kon zijn van bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven, aangezien de afspraken van partijen waren vastgelegd in een convenant door een niet-geschoolde mediator.
Hof Den Haag 27 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2866, JPF 2015/10:
Het hof concludeerde rekening houdend met het feit dat de vader alle lasten met betrekking tot de woning van partijen voor zijn rekening nam dat partijen bewust waren afgeweken van de wettelijke maatstaven, aangezien zij een lagere kinderalimentatie waren overeengekomen dan de advocaat destijds had berekend aan behoefte van de minderjarige.
Hof Arnhem-Leeuwarden 31 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2373:
Het hof oordeelde dat partijen bewust waren afgeweken van de wettelijke maatstaven. Niet gesteld noch gebleken was dat de mediator, een vFAS advocaat/mediator partijen onjuist of onvolledig had voorgelicht over de wijze waarop de alimentatie overeenkomstig de maatstaven pleegt te worden berekend, of dat hij zelf van onjuiste of onvolledige gegevens was uitgegaan. De man had de overeenkomst pas ondertekend na advies van zijn toenmalige advocaat. De vrouw volhardde in haar eis/wens om de helft van het netto salaris van de man te ontvangen, ongeacht hoe dit voor de man zou uitpakken. Daarmee stond voor het hof vast dat voor de hoogte van de partneralimentatie bewust was afgeweken van de wettelijke maatstaven.
Hof Amsterdam 29 september 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4053, RFR 2016/5:
Het hof oordeelde dat partijen onopzettelijk en niet bewust waren afgeweken van de wettelijke maatstaven. Op voorstel van de man, hadden partijen afgesproken dat de man een partnerbijdrage aan de vrouw zou voldoen gelijk aan het bedrag dat hij tijdens het huwelijk aan de vrouw voldeed in verband met de maandelijkse boodschappen. Partijen hadden zich niet verdiept in de Tremanormen en hadden geen advies gevraagd aan een deskundige. Verder was gesteld, noch gebleken dat de advocaat die partijen had bijgestaan tijdens de echtscheidingsprocedure partijen had gewezen op hun wederzijdse rechten en verplichtingen met betrekking tot de onderhoudsverplichting van de man, dan wel partijen had gewezen op de wettelijke maatstaven en met hen had besproken welke partnerbijdrage de man, uitgaande van die maatstaven, aan de vrouw zou kunnen voldoen.
Hof Amsterdam 8 december 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:5145, RFR 2016/44:
Het hof oordeelde dat partijen bewust waren afgeweken van de wettelijke maatstaven doordat het inkomen uit vermogen van de vrouw bij de draagkrachtberekeningen niet was meegenomen, partijen expliciet in het convenant hadden vermeld dat zij dat inkomen van de vrouw bij berekening van de (toekomstige) draagkracht buiten beschouwing zouden laten en partijen waren bijgestaan door een (door de man als ‘ongekwalificeerde’, maar wel tot drie keer toe door hem benaderde) scheidings-makelaar.
Hof Arnhem-Leeuwarden 7 juni 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4627, RFR 2016, 125:
Het hof oordeelde dat sprake was van bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven, nu partijen waren bijgestaan door professionals, de vrouw had erkend dat zij het bedrag aan partneralimentatie had aanvaard ondanks dat zij het te laag vond en er sprake was van een groter pakket van regelingen.
Hof Arnhem-Leeuwarden 2 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6925:
Het hof oordeelde dat sprake was van bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven. Het hof had de indruk dat partijen geen intentie hadden gehad om zich te richten op de wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht. Voor partijen was namelijk steeds leidend geweest hun afspraak om de vrouw in de woning te laten wonen. Er was geen berekening van de behoefte en draagkracht gemaakt. De partneralimentatie was ook mede bedoeld om het aandeel van de man in de onderhoudskosten van de kinderen te dekken. De strekking van de gemaakte constructie was om de vrouw en de kinderen goed achter te laten en partijen hebben er destijds alles aan gedaan om de vrouw in het nieuwe huis te kunnen laten wonen.
Hof Arnhem-Leeuwarden 5 maart 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1973
Het hof oordeelde dat sprake was van bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven. De mediator had de draagkracht van de man voor partneralimentatie berekend op € 547,- bruto per maand bij een kinderalimentatie van € 450,- per maand. Partijen hebben deze berekeningen bij de mediator ingezien. Vervolgens zijn partijen een hogere kinderalimentatie overeengekomen. De draagkracht van de man voor partneralimentatie is vervolgens niet opnieuw berekend met inachtneming van deze hogere kinderalimentatie. De man moet hebben begrepen dat de hogere kinderalimentatie gevolgen zou hebben voor zijn draagkracht voor partneralimentatie. Dat in het echtscheidingsconvenant is opgenomen dat partijen de partneralimentatie vaststellen aan de hand van een draagkrachtberekening conform de Tremanormen, maakt dit volgens het hof niet anders gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken bij de mediator.
Hof ’s-Hertogenbosch 19 september 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3459:
Het hof oordeelde dat geen sprake was van bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven. Weliswaar was duidelijk geworden dat partijen waren afgeweken van de wettelijke maatstaven, maar de man heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit de bewuste afwijking blijkt. Dat partijen ten aanzien van de kinderalimentatie zijn overeengekomen dat deze in 2018 wordt heroverwogen acht het hof onvoldoende. Evenmin bleek dit uit het feit dat de huurinkomsten van de man niet in het convenant zijn vermeld en dat enkel wordt verwezen naar de draagkracht van de man zonder nadere uitwerking. Een bewuste afwijking impliceerde volgens het hof dat partijen wisten dat in dit geval de man over een hogere draagkracht voor de betaling van partneralimentatie beschikte, maar dat partijen die beschikbare draagkracht niet hebben omgezet in partneralimentatie, terwijl de vrouw hier wel behoefte aan had. Uit het convenant bleek niet wat de draagkracht van de man volgens de wettelijke maatstaven zou zijn en evenmin dat partijen ten aanzien van de partneralimentatie bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven. Volgens de man was destijds door de mediator een alimentatieberekening gemaakt, op grond waarvan de man over een draagkracht van € 4.830, per maand beschikte, maar zijn partijen, vanwege de mogelijkheden van de man om middelen liquide te maken, een “package deal” overeengekomen ten aanzien van de verdeling en de partneralimentatie. De vrouw heeft deze package deal echter gemotiveerd betwist, terwijl de man heeft nagelaten deze berekening, waarbij is gerekend conform de wettelijke maatstaven, in het geding te brengen. Daarbij komt dat ook indien al sprake zou zijn van een package deal, daaruit nog niet, althans niet zonder meer, volgt dat de man niet over meer draagkracht beschikte. De vrouw heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij niet bekend was met de wettelijke maatstaven, dat zij geen draagkrachtberekening heeft gezien en dat de in het convenant opgenomen partneralimentatie nattevingerwerk is geweest.