De relevante bepalingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) zijn de hiernavolgende.
Art. 142 Rv (zuivering verstek):
“De gedaagde tegen wie verstek is verleend, heeft, zolang het eindvonnis nog niet is gewezen, de bevoegdheid om alsnog in het geding te verschijnen, of om alsnog het griffierecht te voldoen, waardoor de gevolgen van het tegen hem verleende verstek vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten.”
Art. 142 Rv staat in de zevende afdeling (verstek) van de tweede titel van boek 1 van Rv en is op grond van art. 418a Rv van toepassing op de procedure in cassatie:
“Voor zover uit deze titel niet anders voortvloeit, zijn van de tweede titel de artikelen 87 tot en met 92, de artikelen 111 tot en met 122, artikel 125, de zevende tot en met de negende afdeling, alsmede de elfde tot en met de dertiende afdeling van overeenkomstige toepassing.”
Art. 410 Rv bepaalt dat een incidenteel cassatieberoep alleen bij conclusie van antwoord kan worden ingesteld:
“1. De verweerder, die in cassatie wil komen, doet dit, op straffe van verval van het recht daartoe, bij verweerschrift, dat alsdan een omschrijving behelst van de middelen waarop het beroep steunt.
(…)”
De wet koppelt het instellen van (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep dus in de tijd aan het indienen van een verweerschrift in het principaal cassatieberoep.