3.6
Belanghebbende heeft – kort gezegd – aangevoerd dat zij de bevestigende beantwoording van die vraag aannemelijk heeft gemaakt door middel van administratie en becijferingen die zijn neergelegd in door haar aan de Inspecteur overhandigde dossiers waarvan zij geen afschrift heeft behouden.13
Tijdens de zitting op 18 december 2019 is uitgebreid besproken welke stukken eiseres heeft ingediend. Door eiseres is hierbij uitdrukkelijk aangegeven dat op 4 juli 2017 een deel van de boekhouding bij de Belastingdienst is ingeleverd (een lichtblauwe dikke map van de Hema met contracten en facturen, veelal origineel en enkele kopieën) en tevens op 29 september 2017 door de boekhouder van eiseres, [B] de complete boekhouding voor 2013, 2014 en 2015 (origineel in dossiermappen). Door het Gerechtshof is hierop besproken met de Belastingdienst dat zij zouden controleren of deze stukken nog terug te vinden zijn en dit zou terugkoppelen. De stukken zijn niet meer in bezit van eiseres omdat zij deze aan de Belastingdienst heeft verstrekt zonder zelf een kopie te behouden.
Ten onrechte doet het Gerechtshof uitspraak zonder deze stukken, terwijl ook niet gewacht is op de terugkoppeling van de Belastingdienst. Het recht en de belangen van eiseres zijn hierdoor geschonden. Juist de stukken die essentieel zijn voor de beoordeling ontbreken, terwijl eiseres juist op het ontbreken van deze stukken wordt afgerekend. Doordat juist deze stukken ontbreken kon een goede inhoudelijke beoordeling niet plaats kunnen vinden. Het Gerechtshof heeft verzuimd om eerst de terugkoppeling van de Belastingdienst af te wachten voordat een beslissing werd genomen.
De Inspecteur heeft medegedeeld hiervan niet op de hoogte te zijn.
Bewijswaardering
3.8
In de onderhavige zaak heb ik de indruk dat het Hof wel belang hecht aan de stukken. Tijdens de zitting is dan ook uitvoerig besproken waarom belanghebbende niet meer van haar administratie heeft overgelegd.16
De voorzitter:
Inspecteur, heeft u documenten gezien waarin iets over verwachte bijdragen staat?
De inspecteur:
Ik heb geen enkel achterliggend stuk gezien, behoudens de prognose.
Belanghebbende:
Ik heb in juli 2017 een gesprek gehad met de Belastingdienst en daarin van alles overgelegd. Ik heb aan [C] de subsidieaanvragen overgelegd.
De voorzitter:
Dit is ook bij de rechtbank niet ingebracht. Waarom heeft u dat bij ons ook niet gedaan? De rechtbank geeft aan dat de bewijslast bij u ligt. Vooral als de werkelijke cijfers verliezen laten zien. U moet aannemelijk maken dat er een objectieve voordeelverwachting was.
Belanghebbende:
Ik mag van de inspecteur verwachten dat indien [B] in 2016 met gewijzigde aangiften 2013 en 2014 komt, dat daarnaar wordt gekeken. We hebben daar alle stukken aan toegevoegd.
De voorzitter:
In 2015 heeft u een negatief resultaat verantwoord. Daar moet een administratie aan ten grondslag liggen. Dit heeft de Inspecteur opgevraagd en dat heeft u toegezonden. Dit is maar een beperkt beeld van 2015 en dekt niet alle kosten die gepresenteerd zijn.
Belanghebbende:
Ik heb heel veel gestuurd, dus ik vind dat vreemd. Alles betreffende gas, water, licht en de auto heb ik opgestuurd.
De voorzitter:
Ik heb de onderhoudsrekening van de auto van juni 2015, tol en parkeren en twee benzinebonnen. Dat zit in het dossier dat [D] ter beschikking heeft gesteld.
Belanghebbende:
Dat is heel raar. Ik vind het ook raar dat [B] de boekhouding heeft overgelegd met het idee dat we originelen zouden terugkrijgen. De inspecteur houdt dit achter. Dit zijn stukken van onder andere 2013, originele bankafschriften.
De voorzitter:
De kopieën van de bankafschriften zitten wel in dossier.
Belanghebbende:
Waar zijn de originelen?
De inspecteur:
Het is mij niet bekend of er originelen waren. Alles is via de e-mail aangeleverd.
De voorzitter:
Ik weet niet hoe het met de herrekeningen zit. Ik zie een handgeschreven brief van [B] uit september 2014 met - wat lijkt - kopieën van bankafschriften.
De inspecteur:
Normaliter wordt alles teruggestuurd, maar daar kunnen we naar kijken.
Belanghebbende:
Ik heb ook originele stukken uit 2015 meegegeven en die heb ik ook niet terug gekregen.
De voorzitter:
Dit lijkt via de e-mail te zijn gegaan.
Belanghebbende:
In juli / augustus 2017 heb ik alles in een grote stapel aan [C] van de Belastingdienst gegeven. [B] was daarbij. Ik heb meerdere malen gevraagd of ze dat willen terugsturen. Ik heb nooit antwoord gekregen. Ik was te ziek om het vaker te vragen.
De voorzitter:
De inspecteur stelt: we zien maar een beperkt deel van de facturen. Waarom heeft u niet eerder aangevoerd dat alles al ingestuurd is?
De gemachtigde van belanghebbende:
Belanghebbende was er bij de rechtbank niet bij, dus dat was lastig voor mij.
De voorzitter:
U heeft voor de zitting overleg gehad.
Belanghebbende:
Ik heb tegen [D] gezegd dat ik alles wat ik had aan [C] heb overgelegd. [B] heeft toen ook de stukken uit 2013 en 2014 aan [C] overgelegd.
Laatste woord Belanghebbende:
[…]
Belanghebbende:
[B] heeft voor 2013, 2014 en 2015 nieuwe aangiften ingediend. In 2017 zijn alle stukken aan [C] gegeven.
De voorzitter:
De Belastingdienst heeft daarop gereageerd in de brief van september 2017.
[B] :
Ik heb die brief niet in beeld.
Belanghebbende:
Ik bedoel te zeggen dat we de originele stukken niet hebben teruggekregen.
[B] :
Dat was voor mij pijnlijk. Ik heb vele uren gestoken in de herrekeningen op verzoek van [C] . Ik heb het persoonlijk overhandigd en zij gunde het geen blik waardig. Ze smeet het terug. Zo van ‘bekijk het maar'. Ik probeer te bemiddelen tussen partijen. Dat is mijn levenstaak. En dan wordt je met die boodschap naar huis gestuurd.
De voorzitter:
Als dat zo gegaan is, dan begrijp ik dat dat vervelend is. Ik zie in het dossier dat het is ingebracht in september 2017 en dat er een paar weken later inhoudelijk op is gereageerd. Dus er is wel naar gekeken. Heeft u nog andere punten?
Belanghebbende:
Ik heb vele malen, ook via de belastingtelefoon, om hulp gevraagd. Ik ben door de belastingtelefoon vals voorgelicht over dingen die ik moest opsturen of juist niet. Ik heb [C] aan de telefoon gehad om te vragen wat ze precies wilde. Ik kreeg geen reactie. In het gesprek zijn vervelende dingen gezegd over mijn ziekte. Dat heeft mij diep geraakt. Ik vind het jammer dat [C] er niet is, want ik had haar dit graag willen laten weten. Ik heb het ernstige vermoeden dat de Belastingdienst zijn zorgplicht verzaakt. In 2017 is 8 maanden lang de voorlopige aanslag IB niet uitbetaald. Ik moest bijna mijn faillissement aanvragen, terwijl ik ernstig ziek thuis zat. Het gaat te ver om de vergelijking te trekken met de toeslagenaffaire, maar zo voelt het wel.
Laatste woord van de Inspecteur:
Ik betwist dat er tijdens het hoorgesprek originele bescheiden zijn aangeleverd. In het hoorverslag staat:
“ [C] vraagt [X] naar de bankafschriften die [X] zou opvragen en opsturen. [X] reageert hierop verbaasd. Zij heeft deze afschriften namelijk op maandag 19 juni 2017 op de post gedaan, naar het postadres in [Q] . [C] zegt dat zij deze niet heeft ontvangen. Er wordt afgesproken dat [C] deze week nog afwacht of de bankafschriften worden aangeleverd. Als deze bankafschriften niet ontvangen zijn, zal [X] opnieuw de bankafschriften kopiëren. Ook zal zij de bankafschriften van 2014 opvragen. Een vriendin van [X] zal al deze bankafschriften persoonlijk afgeven bij [C] op het Belastingkantoor aan de [a-straat 1] te [R] .”
Verder wil ik belanghebbende meegeven dat indien ze zich slecht behandeld voelt, we dat namens de inspecteur vervelend vinden en betreuren.
Belanghebbende:
Dat heb ik meerdere malen aangegeven. Onder andere tijdens het hoorgesprek in 2017.
Belanghebbende:
Ik geef dat al langere tijd aan en ik krijg nu pas reactie. Dat wil ik graag meegeven, zodat duidelijk is wat ik bedoel.
De voorzitter:
Ik wil meegeven aan de inspecteur om te kijken of er originele stukken zijn, dan contact op te nemen met belanghebbende en te zorgen dat die terugkomen. Mocht u niets aantreffen, laat het dan weten zodat belanghebbende weet dat ernaar gekeken is.
De voorzitter sluit het onderzoek ter zitting […].
Bewijsopdracht
3.9
Uit hetgeen in het P-V en de uitspraak staat, komt naar voren dat het Hof klaarblijkelijk de stukken relevant acht voor deze zaak. Aan de stelling van belanghebbende dat zij die stukken al aan de Inspecteur heeft gegeven kan het Hof dan niet zomaar voorbijgaan. Ook kan de rechter in dit kader partijen verzoeken bepaalde stukken nog in te brengen als hij vermoedt dat er nog bewijsmateriaal is dat nog niet ingebracht is in het geding.17
Een juiste opvatting van de taak van de belastingrechter brengt niet met zich mee dat hij ten aanzien van de bewijslevering een geheel lijdelijke houding zou moeten innemen en zou moeten volstaan met het bewijs dat de partijen zelf inbrengen. Integendeel, het geldt als volkomen normaal dat, wanneer de rechter vermoedt dat de partijen beschikken over bewijsmateriaal dat zij niet in het geding hebben gebracht, hij haar aanspoort dat alsnog te doen.
[…]
Ook nadat het onderzoek ter zitting is aangevangen kan de rechter, al dan niet na heropening van het vooronderzoek, van deze bevoegdheden gebruikmaken.
Daarbij komt dat op grond van 8:45 Awb partijen aan zo’n verzoek moeten meewerken. Deze bepaling en een goede procesorde vergen dat de Inspecteur een inspanning levert om de betreffende documentatie op te sporen voor het geval deze daadwerkelijk bij hem berust. Een ‘eerlijke’ beslissing kan immers niet worden genomen indien bescheiden die in principe behoren tot de stukken van het geding, door een omissie van de wederpartij niet beschikbaar zouden zijn bij de behandeling van het geschil.
Sluiting van de zitting