Het middel klaagt dat het oordeel van het hof dat de door rechthebbende aangevoerde feiten en omstandigheden geen gewichtige redenen vormen voor ontslag in de zin van art. 1:448 lid 2 BW onjuist, onbegrijpelijk en ontoereikend gemotiveerd is. Het oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting over het begrip gewichtige redenen in de zin van art. 1:448 lid 2 BW. 4
Het gaat om de volgende feiten en omstandigheden:
a) rechthebbende heeft geen vertrouwen meer in de bewindvoerder;5
b) de bewindvoerder heeft de facturen van de energieleverancier van rechthebbende niet tijdig voldaan met als gevolg dat de energieleverancier dreigde de elektriciteits- en gasaansluiting van rechthebbende af te sluiten, welk voorval een grote impact heeft gehad op rechthebbende;6
c) de bewindvoerder heeft nagelaten om namens rechthebbende een aanvraag in te dienen voor bijzondere bijstand in verband met de verhuizing naar een andere woning;7
d) de communicatie tussen de bewindvoerder en rechthebbende verloopt niet goed, aangezien de bewindvoerder te zakelijk is waardoor rechthebbende het gevoel heeft slechts een ‘nummertje’ te zijn;8
e) de bewindvoerder heeft rechthebbende niet goed voorgelicht over zijn huurtoeslag;9
f) de bewindvoerder heeft ten onrechte geen bezwaar gemaakt tegen zijn huurverhogingen;10
g) de bewindvoerder heeft rechthebbende niet meegedeeld dat hij geen vakantiegeld krijgt;11
h) de bewindvoerder heeft de optie van schuldsanering/WSNP pas na drie jaar met rechthebbende besproken. 12