Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 9 mei 2014 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“De rechter vraagt of er thans nog beslag ligt op de in het klaagschrift vermelde woning aan de [a-straat 1] te [plaats] .
De officier van justitie deelt mee:
De klaagster was mede-eigenaar van deze woning. Het beslag op deze woning is opgeheven. Ik heb dit reeds bij brief van 29 november 2013 aan de advocaat bericht.
De advocaat deelt mede:
Ik heb daar geen stukken van, maar ik neem aan dat hetgeen de officier van justitie zegt juist is. Ik weet wel dat de woning is verkocht. Het beklag richt zich niet meer tegen het beslag op de woning.
De rechter deelt mede dat genoemde brief zich niet in het raadkamerdossier bevindt en vraagt de officier van justitie deze over te leggen.
De officier van justitie legt de brief van 29 november 2013, met als bijlage haar reactie op het klaagschrift, over.
Deze wordt door de griffier in het dossier gevoegd.
De officier van justitie deelt mede:
Zoals vermeld in genoemde brief, is ook het beslag op de in het klaagschrift vermelde personenauto’s, een Lamborghini met het kenteken [kenteken 1] en een Mercedes met het kenteken [kenteken 2] , opgeheven. Deze auto’s zijn verkocht. De opbrengst daarvan is overgedragen aan de Belastingdienst uit hoofde van een vordering.
Alles wat nu nog onder het beslag ligt, kan aan de klagers worden teruggegeven. Zij kunnen daarover contact opnemen met [betrokkene 2] van de Inspectie SZW.
De rechter vraagt aan de officier van justitie of zij de betreffende stukken van de Belastingdienst aan het dossier kan toevoegen.
De officier van justitie deelt mede:
Ik beschik thans niet over stukken daarover. Ik heb daarover overleg gehad met het Bureau Ontnemingswetgeving OM (BOOM) en ik kan daar de stukken opvragen.
De advocaat deelt mee:
Ik wil met betrekking tot de auto’s nog geen afstand doen. Het beklag blijft daar wel op zien. Als de opbrengst van de verkoop van die auto’s aan de Belastingdienst is overgedragen, dan kan het openbaar ministerie daar volgens mij niet veel aan doen. Ik verzoek u daarop een beslissing te nemen.
Ik heb nog niet vernomen dat alle overige goederen zijn teruggegeven. Ik verzoek u de teruggave te gelasten van alle goederen, die zijn vermeld op de bij het klaagschrift gevoegde lijst, met uitzondering van de woning.
De rechter vraagt aan de officier van justitie of het klopt dat alle voorwerpen, die zijn vermeld op de bij het klaagschrift gevoegde lijst, met uitzondering van de woning en de auto’s, kunnen worden geretourneerd.
De officier van justitie deelt mede:
Dat kan ik niet zeggen. Ik kan alleen zeggen dat alles wat nog onder het beslag ligt, kan worden teruggegeven. Op 23 oktober 2013 is nagevraagd wat er nog onder het beslag ligt. Dit betreffen de goederen die zijn vermeld in de brief van 29 november 2013. Ik heb daarvan gezegd dat deze kunnen worden teruggeven. Ik had verwacht dat de advocaat vervolgens zou aangeven wat volgens hem nog meer zou moeten worden teruggegeven. Er zijn papieren en dergelijke gebruikt in het onderzoek. Die hebben wij in verband met het onderzoek gehouden.
De advocaat deelt mee:
Ik heb de brief van 29 november 2013 van de officier van justitie ontvangen. De officier van justitie heeft echter ook gezien dat ik deze lijst heb bijgevoegd en had daarom ook kunnen bekijken welke van die goederen al dan niet kunnen worden teruggegeven. De klagers willen alle goederen terugkrijgen.
De rechter deelt mede dat, gelet op de bij brief van 29 november 2013 door de officier van justitie gegeven reactie, van de advocaat mag worden verwacht dat hij nader aanduidt welke voorwerpen de klager verder nog terug willen hebben en dat hij met betrekking tot de papieren, die van weinig waarde lijken te zijn, het belang van de klagers daarbij aangeeft.”
(…)
Aan de officier van justitie wordt verzocht binnen twee weken na heden stukken over te leggen met betrekking tot het beslag op betrokken voorwerpen door de Belastingdienst.”