4.3
Het hof heeft in zijn arrest het volgende overwogen:
“Aantreffen Renault Expresse op 8 maart 2005
De KMar is naar stadsdeelkantoor Oud-Zuid gegaan om een plattegrond te halen van de woning van [betrokkene 5] en zijn partner [betrokkene 6] . Laatstgenoemde was (naar moet worden aangenomen zonder dat de KMar daarvan op de hoogte was) werkzaam bij het stadsdeelkantoor. Uit de later door [betrokkene 6] afgelegde verklaring blijkt dat zij er daardoor achter is gekomen dat de KMar de plattegrond had opgevraagd en dacht dat er mogelijk, zoals eerder was gebeurd, een inval zou komen. Op 8 maart 2005 om 10:00 uur heeft [betrokkene 6] om die reden naar [betrokkene 5] gebeld en hem gevraagd naar huis te komen. [betrokkene 5] moest daarna het huis uit. Op diezelfde dag heeft [betrokkene 5] om 10:26 uur naar [verdachte] gebeld om af te spreken. [verdachte] en [betrokkene 5] hebben die dag acht keer telefonisch contact gehad. [verdachte] heeft ook drie keer contact gehad met [betrokkene 11] . Omstreeks 22:18 uur is op de Kanaaldijk in Diemen een in brand staande Renault Express aangetroffen.
In de Renault Express zijn papieren en bijbehorende cd-roms aangetroffen die afkomstig bleken uit de op 25 februari 2005 geroofde waardetransportauto.
Doorzoeking bij [verdachte]
Op 9 januari 2006 is [verdachte] aangehouden en is zijn woning doorzocht. In zijn woning is een jas aangetroffen, in een zak van deze jas is een bladzijde met diamantomschrijvingen en geldbedragen aangetroffen. Het hof gaat ervan uit deze jas aan [verdachte] toebehoort. De jas is immers in zijn woning aangetroffen en door [verdachte] is nooit bij de KMar of nadien ter terechtzitting bij de rechtbank of het hof verklaard dat deze jas aan een ander, en aan wie, toebehoort. Van vier specifieke beschrijvingen van diamanten op de lijst die bij [verdachte] is aangetroffen, kan op basis van verkregen informatie uit het rechtshulpverzoek aan België (samengevat: omschrijvingen van vier zeldzame, en ontvreemde, diamanten) en het verhoor van deskundige Zwaan, geconcludeerd worden dat het omschrijvingen zijn van op 25 februari 2005 gestolen diamanten.
Op 17 juni 2013 zat [betrokkene 7] met een medeverdachte (in een ander strafrechtelijk onderzoek) in een auto waarin afluisterapparatuur was geplaatst. Er heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij vooral [betrokkene 7] aan het woord was. Gelet op de inhoud van dat gesprek, waarvan het verslag integraal is opgenomen in de bewijsmiddelen, gaat het over de diamantroof op Schiphol en meer in het bijzonder een daaraan voorafgaande poging. Dat het gesprek over Schiphol gaat leidt het hof onder andere af uit de gebruikte zinsneden, ‘op Schiphol’, ‘op het platform’ en ‘we hadden pakken ook aan man, we zagen er ehmm eh hmm als die koffertrekkers’. Verder sluit hetgeen door [betrokkene 7] is verteld naadloos aan bij hetgeen [betrokkene 8] en [betrokkene 9] , zoals hierboven benoemd, hebben verklaard over de gebeurtenissen op 10 februari 2005. Samengevat komt het er op neer dat [betrokkene 7] in een op het binnenterrein van Schiphol buitgemaakte auto zat, met ‘ [verdachte] ’ als bestuurder. Ze hadden wapens bij zich: een machinegeweer, een paar handgranaten en een pistool. Op het binnenterrein zijn [verdachte] en [betrokkene 7] aangesproken door een medewerker van Schiphol (‘bewaking’), die denkt dat zij gewoon personeel zijn, en zegt dat ze de auto (van ‘ [betrokkene 10] ’) hebben gepakt. Die auto moesten [verdachte] en [betrokkene 7] terugbrengen. Ze reden eerst de goede kant op, maar plotseling ‘maakten ze een rondje’ en zijn ze ‘toen die boom (het hof begrijpt: slagboom) in één keer open ging’ het terrein afgereden.
[betrokkene 7] heeft ook over een daarop volgende keer verteld. Hij zegt: “Maar de eerste keer ging ik er gewoon voor. Maar toen dat fout ging hè wouden ze een week later wouden ze weer. Toen zat in mijn hoofd nog hey fuck dat man”. En ook: “(…) achteraf wisten ze dat het twee weken eerder had moeten gebeuren”. Het hof leidt hieruit, mede in het licht van de nader te bespreken bewijsmiddelen, af dat dit over de geslaagde diamantroof op 25 februari 2005 gaat. [betrokkene 7] , die kennelijk niet meer durfde, zegt dan nog: “Die [betrokkene 11] heeft toen mijn plek gepakt en ehh, die heeft een mejoen gehad”.
[betrokkene 7] heeft overigens ook nooit ontkend dat het OVC-gesprek betrekking heeft op de diamantroof op Schiphol en de daaraan voorafgaande poging. Ter terechtzitting van de rechtbank (waarvan het proces-verbaal ter terechtzitting is gevoegd in de zaak tegen de verdachte) heeft [betrokkene 7] , aan de hand van een briefje, verklaard: “Ik heb het dossier toegestuurd gekregen van mijn advocaat in 2005. Ik wist dus van het manuscript van [betrokkene 5] . Over het OVC gesprek van 17 juni 2013 wil ik zeggen dat ik heb lopen opscheppen. Ik ben een Amsterdammer en zat gewoon te ouwehoeren. Soms sla ik op hol en dat gebeurde toen ook”. Volgens het hierop gebaseerde verweer van de raadsman is dan ook géén sprake van daderkennis maar kennis vanuit het dossier en/of het manuscript, en heeft [betrokkene 7] om stoer te doen voorgewend dat hij betrokken was bij de mislukte overval op 10 februari 2005.
Het moment van overleggen van deze verklaring en het gebrek aan enige toelichting en specificering door [betrokkene 7] van deze verklaring, doen reeds afbreuk aan de geloofwaardigheid ervan. Bovendien is bevreemdend dat als [betrokkene 7] slechts aan het opscheppen was of ‘stoer deed’, hij opgeeft over betrokkenheid bij de mislukte roof in plaats van de geslaagde roof, waaraan hij bovendien naar eigen zeggen niet meer durfde deel te nemen omdat hij nog met de mislukking ‘in zijn hoofd’ zat. Dit komt de geloofwaardigheid van de door [betrokkene 7] bij de rechtbank geschetste gang van zaken evenmin ten goede. Genoemde verklaring in eerste aanleg behelst zodoende niet meer dan een niet-onderbouwde mededeling, die strikt genomen niet eens inhoudt dat [betrokkene 7] op basis van kennis uit het Rock-dossier of het manuscript heeft verteld. Daar komt bij dat kennelijk uit de inhoud van die verklaring moet worden afgeleid dat [betrokkene 7] op grond van het Rock-dossier (“dus”) wist van het manuscript van [betrokkene 5] (dat over de diamantroof op Schiphol gaat). In zoverre kan de verklaring van [betrokkene 7] niet waar zijn, omdat het manuscript (meerdere versies) pas in 2017, in het onderzoek Eaton, is gevonden. Daar komt bij dat het hof twee delen, zoals digitaal toegevoegd aan het dossier, van het OVC-gesprek heeft beluisterd. [betrokkene 7] is daarin – zo stelt het hof op basis van zijn eigen waarneming vast – zeer beeldend en gedetailleerd in zijn beschrijving van hetgeen is voorgevallen en hij vertelt bovendien wat hij – op sommige momenten – dacht en voelde. Hij spreekt daarbij ook met een zekere bewondering voor de bestuurder [verdachte] , die kennelijk heel rustig bleef toen hij werd aangesproken, en op dat moment zelfs een telefoongesprek voorwendde met de KLM-medewerker bij wie de auto in gebruik zou zijn geweest (“ [betrokkene 10] ” in de bewoordingen van [betrokkene 7] ). In zoverre komt hetgeen [betrokkene 7] tegen zijn gesprekspartner vertelde zeer authentiek over, als een verslag van iemand die uit eigen wetenschap vertelt.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de (kennelijk zo bedoelde) verklaring van [betrokkene 7] in eerste aanleg dat hij slechts heeft verteld op basis van kennis uit het Rock-dossier en/of het manuscript ongeloofwaardig is. Het verweer van de raadsman dat het OVC-gesprek van 17 juni 2013 geen daderwetenschap inhoudt wordt daarom verworpen.
De door de raadsman benoemde ‘onjuistheden’ in het OVC-gesprek (een grote, gele jeep in plaats van een blauwe KLM-auto, vier in plaats van drie bewakers, bewakers – met strepen – in plaats van ‘gewone’ medewerkers, [betrokkene 10] in plaats van – naar het hof aanneemt – [betrokkene 10] , een KLM-auto zonder kenteken terwijl de auto wel in elk geval blijkens de goederenbijlage bij de aangifte, een kenteken had) zijn naar het oordeel van hof van zo’n ondergeschikte betekenis, dat die aan vorenstaande conclusie geen afbreuk doen. Terzijde merkt het hof op dat uit de verklaringen van [betrokkene 8] en [betrokkene 9] blijkt dat zij, op het moment dat [betrokkene 8] de inzittenden van de gestolen KLM-auto aansprak, wel met z’n vieren waren.
Bevestiging van de inhoud van het OVC-gesprek van 17 juni 2013
De inhoud van het OVC-gesprek vindt daarnaast bevestiging in andere bewijsmiddelen, meer in het bijzonder waar het gaat om de betrokkenheid van [betrokkene 5] , [verdachte] en [betrokkene 11] . In het OVC-gesprek heeft [betrokkene 7] het over ‘ [betrokkene 12] ’ die het allemaal bij elkaar gebracht heeft, maar niet zelf het Schipholterrein op durfde. Het was eigenlijk ‘ [verdachte] ’ die alles gedaan heeft, de – zo leidt het hof uit het gesprek af – bestuurder die nadat hij werd aangesproken door [betrokkene 8] goed toneel speelde. In de woorden van [betrokkene 7] : “Hij ken improviseren jongen, die gozer is een acteur”. Die karakterschets (die overigens niet in het dossier Rock terug te vinden is) past zeer goed bij de beschrijving die [betrokkene 14] heeft gegeven van één van de daders: de maat van ‘ [betrokkene 12] ’ die alles recht lulde en dat op zo’n manier deed dat iedereen hem geloofde. Deze maat, met wie [betrokkene 14] kennelijk ‘ [verdachte] ’ bedoelde was volgens [betrokkene 14] ook bij een eerdere bankroof met [betrokkene 5] betrokken. Uit het onderzoek is gebleken dat [betrokkene 5] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij overvallen in de periode van 1986 tot 1988 en hiervoor zijn aangehouden en veroordeeld.
In het WOD-traject heeft [betrokkene 14] ook nog verteld over de betrokkenheid van [betrokkene 12] , als iemand die ‘erbij was’ en bij [betrokkene 14] terecht kwam via een oude schoolvriend (naar het hof aanneemt: [betrokkene 13] die bevriend was met [betrokkene 14] en bij hem op de lagere school heeft gezeten), aan wie [betrokkene 12] had gevraagd of hij iemand op Schiphol kende die ‘iets kon betekenen’. Dat past goed bij de rol van [betrokkene 12] zoals [betrokkene 7] die heeft benoemd.
Dat [betrokkene 7] in het OVC-gesprek met ‘ [betrokkene 12] ’ doelt op [betrokkene 5] en met ‘ [verdachte] ’ op [verdachte] (wiens voornaam [verdachte] is) vindt mede bevestiging in hetgeen hierboven ten aanzien van [betrokkene 5] en [verdachte] is overwogen. In dit verband is bovendien van betekenis dat [betrokkene 7] op 19 april 2014 belt met [verdachte] en zegt: “je spreekt met [betrokkene 7] , de gabber van [betrokkene 12] ”. Overigens heeft [betrokkene 7] nooit bestreden dat hij het in het OVC-gesprek heeft over [betrokkene 5] en [verdachte] .
De beschrijving die de getuige [betrokkene 15] heeft gegeven van één van de overvallers op 25 februari 2005 – de bestuurder – geeft het hof, anders dan door de raadsman is bepleit, geen aanleiding om te twijfelen aan de aanwezigheid van [verdachte] toen ter plekke. [betrokkene 15] spreekt bij de beschrijving van de bestuurder, die overigens volgens [betrokkene 15] een bontmuts droeg met de oorflappen naar beneden, immers over een ‘negroïde type’ en, iets later in zijn verklaring, een ‘negroïde type […] niet een echt donkere persoon, wat lichter type’. Deze beschrijving sluit [verdachte] geenszins uit, mede gelet op zijn donkere voorkomen, zoals het hof ter terechtzitting zelf heeft waargenomen.
Uit de opmerking van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek dat ‘ [betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’ en daarvoor een ‘mejoen’ heeft gehad, begrijpt het hof dat ‘ [betrokkene 11] ’ op 25 februari 2005 (naast [verdachte] ) één van de twee gewapende overvallers was. Met [betrokkene 11] wordt, zo stelt het hof op grond van de overige bewijsmiddelen vast, door [betrokkene 7] gedoeld op [betrokkene 11] . Zoals hierboven beschreven is er tussen hem en [verdachte] contact op de dag dat [betrokkene 5] op de hoogte raakt van een mogelijke inval door de politie, en de Renault Express brandend is gevonden. Verder heeft [betrokkene 14] in het WOD-traject, als hij wordt geconfronteerd met het vermoeden dat er twee neven bij de overval betrokken waren, gezegd: “één was erbij, ik ken ze, ben met hen in Suriname geweest”. [betrokkene 14] heeft later bij de KMar verklaard dat hij met [betrokkene 11] in Suriname is geweest, hetgeen overigens bevestiging vindt in hun beider paspoortgegevens. [betrokkene 11] is een neef van de in 2015 doodgeschoten [betrokkene 16] , die bij leven president was van motorclub [...] . Bovendien is vastgesteld dat het nummer van [betrokkene 14] in 2005 in de telefoon van [betrokkene 11] stond. Als tijdens het WOD-traject door één van de WOD’ers wordt opgemerkt dat één van de neven die doodgeschoten was ook lid was van [...] , zegt [betrokkene 14] : “ [betrokkene 16] , nee die was er niet bij, die ander”. Dat die ander [betrokkene 11] was vindt ten slotte bevestiging in hetgeen is gebleken ten aanzien van het hieronder nog te bespreken financiële conflict.
In het WOD-traject heeft [betrokkene 14] uiteindelijk ook de deelname van ‘de 41-jarige Amsterdammer [betrokkene 7] ’ bevestigd. De verdachte [betrokkene 7] was, ten tijde van zijn aanhouding in het onderzoek Rock op 8 november 2005, 41 jaar oud. Het hof gaat er dan ook – gelet op de overige inhoud van de bewijsmiddelen – vanuit dat [betrokkene 14] met zijn bevestiging doelde op [betrokkene 7] .
Dat [betrokkene 14] in het WOD-traject uit eigen wetenschap heeft verklaard over de diamantroof en de daarbij betrokken personen, vindt naar het oordeel van het hof bevestiging in de bewijsmiddelen die hierboven aan de orde zijn gekomen. Verder acht het hof in het bijzonder van belang dat tijdens een doorzoeking bij [betrokkene 14] thuis (in een AH-tas) een (heel klein) deel van de op 25 februari 2005 gestolen buit is aangetroffen. Dat [betrokkene 14] deze diamanten en bescheiden van iemand in het casino heeft ontvangen, zoals ook de al eerder genoemde schriftelijke verklaring van [betrokkene 14] bij de rechtbank staat maar in het geheel niet is onderbouwd, is naar het oordeel van het hof ongeloofwaardig. Dat geldt te meer nu in de locker van [betrokkene 14] bij de KLM een briefje met daarop de naam van [betrokkene 5] en diens adres in Spanje is aangetroffen. Verder geldt dit te meer nu bij [betrokkene 14] thuis ook een kopie van een deel van het dossier dat destijds aan de raadsvrouw van [betrokkene 5] was Verstrekt, is aangetroffen. [betrokkene 14] heeft tijdens het WOD-traject bovendien verklaard dat hij via zijn ‘gabber’ eerder diamanten heeft verhandeld. Deze ‘gabber’ is geïdentificeerd als de verdachte [betrokkene 17] . Die heeft verklaard dat hij inderdaad diamanten voor [betrokkene 14] heeft laten verkopen in Antwerpen, waarvoor hij de verdachte [betrokkene 18] had ingeschakeld. [betrokkene 18] heeft dat in een verhoor in 2017 bevestigd en heeft erkend de diamantgerelateerde aantekeningen, die in de bij [betrokkene 14] gevonden AH-tas zijn aangetroffen, te hebben geschreven. Hij verklaart dat dit 10, 12 jaar geleden was.
De betrokkenheid van de genoemde verdachten vindt naar het oordeel van het hof ten slotte bevestiging in de onderlinge contacten die verband hielden met een financieel conflict. Het hof gaat ervan uit dat [betrokkene 7] niet deelnam aan deze contacten omdat hij slechts betrokken is geweest bij de poging en niet bij de uiteindelijke roof. De andere verdachten hebben in de periode van oktober 2013 tot en met februari 2015 veelvuldig telefonisch contact gehad en elkaar in wisselende samenstellingen ontmoet. Op 17 april 2014 wordt een ontmoeting waargenomen tussen [verdachte] , [betrokkene 14] , [betrokkene 19] , [betrokkene 5] en [betrokkene 13] . Dat sprake is van een financieel conflict, en meer in het bijzonder dat [betrokkene 14] , [betrokkene 19] en [betrokkene 13] geld tegoed hadden van [betrokkene 5] en/of [verdachte] volgt uit de inhoud van een aantal in de bewijsmiddelen opgenomen tap- en OVC-gesprekken. In het bijzonder wijst het hof op het OVC-gesprek tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] op 19 september 2014. In dat gesprek, dat voor een groot deel integraal is opgenomen in de bewijsmiddelen, heeft [betrokkene 11] (aan het einde) gezegd dat hij ‘ergens’ hoopt dat hij nog geld krijgt. Daaraan voorafgaand heeft hij gezegd: “Toen ik uit de bajes kwam, zegt [verdachte] tegen me: Ik weet dat er een heleboel nog was. (…) ik heb het samen met hem in het plafond gezet (…) dus ik weet die hele koffer zit vol (…)”. En volgens [betrokkene 11] had ‘ [betrokkene 12] ’ tegen hem gezegd: “Ach er is, er is nog zoveel, je kleinkinderen kunnen er nog van leven”. Kennelijk ging het om veel geld, maar desondanks kwam dat geld niet over de brug en voelde [betrokkene 13] zich ‘besodemieterd’. Er moest van hem ‘wat gebeuren’, want ‘het is al 9 jaar geleden’. Het hof stelt vast dat het kennelijk gaat om een gebeurtenis, waar veel geld mee is verdiend, in 2005, het jaar waarin ook de diamantroof plaatsvond. Ten slotte wordt tussen [betrokkene 13] en [betrokkene 11] besproken wat beiden wel hebben ontvangen. Kort samengevat zweert [betrokkene 11] dat hij ‘maar 1 miljoen’ heeft gepakt. Dit gegeven pas zeer goed bij hetgeen [betrokkene 7] heeft gezegd in het OVC-gesprek als hij zegt dat ‘ [betrokkene 11] ’ zijn plek heeft gepakt een daarvoor een ‘mejoen’ (het hof begrijpt: een miljoen) heeft gehad. In zoverre ondersteunen ook deze bewijsmiddelen elkaar.”
4.8
Het hof heeft daarbij geoordeeld dat deze verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Met betrekking tot de rol van de verdachte heeft het hof het volgende overwogen:
“De inhoud van het OVC-gesprek vindt daarnaast bevestiging in andere bewijsmiddelen, meer in het bijzonder waar het gaat om de betrokkenheid van [betrokkene 5] , [verdachte] en [betrokkene 11] . (…) Het was eigenlijk ‘ [verdachte] ’ die alles gedaan heeft, de – zo leidt het hof uit het gesprek af – bestuurder die nadat hij werd aangesproken door [betrokkene 8] goed toneel speelde. In de woorden van [betrokkene 7] : “Hij ken improviseren jongen, die gozer is een acteur”. Die karakterschets (die overigens niet in het dossier Rock terug te vinden is) past zeer goed bij de beschrijving die [betrokkene 14] heeft gegeven van één van de daders: de maat van ‘ [betrokkene 12] ’ die alles recht lulde en dat op zo’n manier deed dat iedereen hem geloofde. Deze maat, met wie [betrokkene 14] kennelijk ‘ [verdachte] ’ bedoelde was volgens [betrokkene 14] ook bij een eerdere bankroof met [betrokkene 5] betrokken. Uit het onderzoek is gebleken dat [betrokkene 5] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij overvallen in de periode van 1986 tot 1988 en hiervoor zijn aangehouden en veroordeeld.
Dat [betrokkene 7] in het OVC-gesprek met ‘ [betrokkene 12] ’ doelt op [betrokkene 5] en met ‘ [verdachte] ’ op [verdachte] (wiens voornaam [verdachte] is) vindt mede bevestiging in hetgeen hierboven ten aanzien van [betrokkene 5] en [verdachte] is overwogen. In dit verband is bovendien van betekenis dat [betrokkene 7] op 19 april 2014 belt met [verdachte] en zegt: “je spreekt met [betrokkene 7] , de gabber van [betrokkene 12] ”. Overigens heeft [betrokkene 7] nooit bestreden dat hij het in het OVC-gesprek heeft over [betrokkene 5] en [verdachte] .
De beschrijving die de getuige [betrokkene 15] heeft gegeven van één van de overvallers op 25 februari 2005 – de bestuurder – geeft het hof, anders dan door de raadsman is bepleit, geen aanleiding om te twijfelen aan de aanwezigheid van [verdachte] toen ter plekke. [betrokkene 15] spreekt bij de beschrijving van de bestuurder, die overigens volgens [betrokkene 15] een bontmuts droeg met de oorflappen naar beneden, immers over een ‘negroïde type’ en, iets later in zijn verklaring, een ‘negroïde type […] niet een echt donkere persoon, wat lichter type’. Deze beschrijving sluit [verdachte] geenszins uit, mede gelet op zijn donkere voorkomen, zoals het hof ter terechtzitting zelf heeft waargenomen.
Uit de opmerking van [betrokkene 7] in het OVC-gesprek dat ‘ [betrokkene 11] zijn plek heeft gepakt’ en daarvoor een ‘mejoen’ heeft gehad, begrijpt het hof dat ‘ [betrokkene 11] ’ op 25 februari 2005 (naast [verdachte] ) één van de twee gewapende overvallers was. Met [betrokkene 11] wordt, zo stelt het hof op grond van de overige bewijsmiddelen vast, door [betrokkene 7] gedoeld op [betrokkene 11] . Zoals hierboven beschreven is er tussen hem en [verdachte] contact op de dag dat [betrokkene 5] op de hoogte raakt van een mogelijke inval door de politie, en de Renault Express brandend is gevonden. (…)”