Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:PHR:2023:616

Parket bij de Hoge Raad
27-06-2023
27-06-2023
22/02580
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1156
Strafrecht
-

Conclusie AG. De pleitnota die in p-v van tz in hoger beroep is vermeld, ontbreekt bij stukken die aan HR zijn gezonden. Raadsman heeft o.g.v. art. 4.3.6.3 Procesreglement HR verzocht om toezending van afschrift van deze pleitnota. O.g.v. mededeling van het hof (inhoudende dat pleitnota in het ongerede is geraakt en zich niet in dossier bevindt) moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. Dit onherstelbare verzuim brengt nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak mee. De AG adviseert de HR om de bestreden uitspraak te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het hof.

Rechtspraak.nl

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 22/02580

Zitting 27 juni 2023

CONCLUSIE

A.E. Harteveld

In de zaak

[verdachte ] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,

hierna: de verdachte

  1. De verdachte is bij arrest van 5 juli 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem wegens 1 primair: "doodslag”, en 2. “overtreding van artikel 7, eerste lid aanhef en onder a en c van de Wegenverkeerswet 1994” veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts is gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

  2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.

  3. Het gaat in deze zaak over het op 24 november 2020 meermalen overrijden van een man in een woonwijk in [plaats] , waar de verdachte als koerier werkzaam was, waardoor deze man is overleden.

  4. Het eerste middel

4.1

Het eerste middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juni 2022 en 5 juli 2022 nietig is, aangezien de door de raadsman op 7 juni 2022 aan het hof overgelegde pleitnota zich niet (meer) bij de stukken bevindt.

4.2

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 juni 2022 houdt voor zover van belang voor de beoordeling van het middel het volgende in:

“De raadsman voert het woord tot verdediging overeenkomstig zijn pleitnota welke aan het hof is overgelegd en aan dit proces-verbaal is gehecht.

In aanvulling op de pleitnota merkt de raadsman op:

Het is een belangrijke dag vandaag voor velen die vandaag in de rechtszaal aanwezig zijn. Ik wil beginnen bij de nabestaanden. Ik heb begrip voor de pijn en verdriet die de nabestaanden voelen. Ik wil wel één opmerking maken. De advocaat-generaal geeft aan dat het in hoger beroep gaan tegen zijn veroordeling verdachte zijn goed recht is maar dat hij eigenlijk niet veel reden daartoe ziet. Met dit soort redeneringen van een advocaat-generaal heb ik best veel moeite. Het voedt een

negatief gevoel bij het hoger beroep, terwijl het hoger beroep toch een belangrijke functie heeft. Je hoort vaak nabestaanden zeggen waarom laatje ons niet met rust.

Als van de kant van het openbaar ministerie een dergelijk gevoel gecreëerd wordt dan komt de belangrijke functie van het hoger beroep onder druk te staan.

Regelmatig is een gerechtshof in dit soort zaken tot een ander oordeel gekomen dan de rechtbank. Dat is ook wat ik aan uw hof vraag om te doen; namelijk tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank heeft gedaan. Ik heb daartoe vier punten in mijn pleitnota opgenomen.

Punt 1: opzet op de dood

Als je iemand met een vuurwapen neerschiet of bewust met een mes in het hart steekt dan zullen weinig rechters lang hoeven na te denken over het opzet. Bij de dood in het verkeer kan dat anders liggen. Ik heb vandaag cliënt een aantal vragen gesteld. Ik denk dat u met zijn antwoorden mogelijk iets sneller kunt komen tot de constatering dat cliënt voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer.

Cliënt heeft uiteindelijk aangegeven dat hij rekening hield met het overlijden van het slachtoffer. Er is echter zoveel meer gezegd vandaag. Het is een patroon door de verschillende verhoren van cliënt heen. Hij verklaart telkens net iets anders. Dan kan de vraag gesteld worden of het iemand is die bewust aan het manipuleren is of bewust de boel verdraaid of moet het gezien worden als een verdachte die mogelijk de indrukken van hetgeen is gebeurd niet goed heeft opgeslagen en door de spanning deze niet goed kan reproduceren. Ik denk dat we daar zeker rekening mee moeten houden. Uiteindelijk blijft staan dat cliënt net zijn rijbewijs had gehaald. Hij reed net acht dagen in die bus. Hij raakt betrokken bij een discussie. Die discussie loopt minimaal op tot een meningsverschil waarbij iets wordt gezegd dat niet zo aardig is en door hefslachtoffer wordt aangeraakt. Cliënt stapt daarop in de auto en rijdt hard weg terwijl voor de auto een persoon staat. Die persoon wordt bij het wegrijden aangereden. Kan je daaruit opzet op de dood afleiden? Ik ben van mening dat wel moet worden gekeken naar wat cliënt op dat moment als chauffeur kon. Ik vind dat het openbaar ministerie wel heel makkelijk aanneemt dat het hier om doodslag gaat. Uiteindelijk zal ik mij refereren, maar je kunt er ook anders naar kijken. In deze zaak zijn er drie momenten die van belang zijn. Ten eerste het wegrijden, daarna het achteruitrijden en tenslotte het opnieuw over het slachtoffer heen rijden. Er zijn vele verklaringen afgelegd. De vraag is hoe komt zo’n verklaring tot stand. Ik zal één voorbeeld noemen. Het gaat om de verklaring van [naam] bij de rechter-commissaris. Hij verklaart dat het allemaal in een flits gebeurde. Voorts geeft hij aan dat hij in het heetst van de strijd zaken is gaan invullen. Uiteindelijk geeft hij aan dat hij bepaalde zaken helemaal niet zo zeker meer weet. Dit is een voorbeeld hoe het reproductievermogen wordt aangetast. Uiteindelijk denk ik dat u met voorwaardelijk opzet wel tot een doodslag kunt komen maar een stuk minder gemakkelijk dan het openbaar ministerie u vandaag heeft voorgehouden

Punt 2: Jeugdstrafrecht dan wel volwassenstrafrecht

Het gaat de verdediging met name om de vraag of het jeugdstrafrecht of het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. Het gaat hier vandaag om een vreselijk feit. Betekent dat dan datje automatisch als 18-jarige volgens het volwassenstrafrecht moet worden veroordeeld? De verdediging vindt van niet. Ik heb in mijn pleitnota een aantal arresten opgesomd van zaken die uiteindelijk toch volgens het jeugdstrafrecht zijn afgedaan. Ik heb met de wegingslijst in mijn achterhoofd de deskundige Van de Beek vragen gesteld. Van belang is of iemand de risico's van zijn eigen handelen kan inschatten. Als je dat nauwelijks kunt dan kan dat een factor zijn die pleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Volgens de deskundige kan cliënt de risico’s van zijn handelen niet goed inschatten. Een volgend punt op de wegingslijst is of cliënt zijn eigen gedrag kan organiseren. De deskundige Van de Beek moest uiteindelijk concluderen dat cliënt dat niet kan. Hij werd dagelijks begeleid voordat hij voor deze zaak werd aangehouden. Hij handelt impulsief. Ook het functioneren van cliënt op verstandelijk beperkt niveau is een belangrijk punt bij de afweging tussen volwassenstrafrecht en het jeugdstrafrecht. Naar mijn mening is cliënt, gelet op zijn IQ, verstandelijk beperkt. Een volgend punt op de wegingslijst is of cliënt kinderlijk gedrag vertoont gelet op zijn kalenderleeftijd. De psychiater van [B] heeft naar voren gebracht dat cliënt wil werken, alleen op vakantie is gegaan naar Zuid-Frankrijke en dat hij een relatie heeft. Ik ben stiefvader van een jongetje van twaalf jaren oud. Hij praat over verkering. Hij kan niet wachten totdat hij kan gaan vakkenvullen in de supermarkt om een centje bij te verdienen. Werken en een relatie zeggen dus niets. Ook zijn er vakanties voorjeugdigen. Weliswaar onder begeleiding, maar het kan wel. De drie argumenten die door de psychiater naar voren zijn gebracht, snijden geen hout. Mijn vraag aan u is om de zaak met enige afstand te bekijken. Welke argumenten worden nu naar voren gebracht om het volwassenstrafrecht toe te passen.

De rechter-commissaris heeft bij de voorgeleiding aangegeven dat cliënt in een justitiële jeugdinrichting (JJI) thuishoort. Ook de jeugdreclassering heeft destijds aangegeven dat cliënt thuishoort in een JJI. Bovendien heeft [betrokkene 1] in het trajectconsult uitdrukkelijk aangegeven dat cliënt niet functioneert op het niveau van een gemiddelde 19-jarige. Als je dus kijkt naar het punt handelingsvaardigheden op de wegingslijst dan voldoet cliënt een op een aan de vereisten om voor het adolescentenstrafrecht in aanmerking te komen.

Er zijn nog meer punten op de wegingslijst. Een andere vraag is of een pedagogische aanpak haalbaar en noodzakelijk is. Mijn standpunt is dat je wel ziet dat cliënt iets heeft gehad aan pedagogische begeleiding. Cliënt wil naast zijn werk wel scholing volgen. De continuering van de scholing is noodzakelijk. Ook het actief deelnemen aan het gezin speelt in deze zaak. Hij is van [A] naar huis gegaan. Moeder is ontzettend belangrijk voor cliënt. Ook de gezinsgerichte

hulpverlening speelt in deze zaak. Cliënt heeft veel gemist in zijn jeugd mede door de scheiding van zijn ouders. De gezinsgerichte hulpverlening is noodzakelijk. Er zijn wel degelijk beïnvloedingsmogelijkheden via de ouders. Cliënt vindt de mening van zijn moeder belangrijk. Cliënt voldoet aan veel van de punten die meewegen voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.

Dan de contra-indicaties. Heeft cliënt een langdurige justitiële voorgeschiedenis? Ik ben van mening datje alleen moet uitgaan van onherroepelijke veroordelingen. Al het andere zou in strijd zijn met de onschuldpresumptie. Het aantal onherroepelijke veroordelingen valt wel me. Je kunt niet spreken van een langdurige justitiële voorgeschiedenis. Hij heeft ook niet eerder een PIJ-maatregel opgelegd gekregen. Ook heeft hij geen justitiële sancties laten mislukken. Deze contra-indicaties zijn niet aan de orde.

Cliënt heeft geen criminele levenssfeer. Hij is geen leider van een criminele organisatie. Ook kiest hij niet voor het plegen van delicten. Juist niet. Hij is ook niet ingebed in een crimineel milieu.

Een volgend punt is of cliënt psychopathische trekken heeft. De deskundige Sterk was voor een deskundige ongekend fel op dit punt. Daarnaast heeft u ook de deskundigen van [B] gehoord. Zij gaven aan dat zij van hun kant de kritiek van de deskundige Sterk wel begrijpen. Je kunt niet zeggen dat wat je bij cliënt ziet psychopathische trekken zijn. Cliënt is uitgebreid geobserveerd in [B] . Je zou kunnen zeggen dat je dan moet uitgaan van het rapport van [B] . Een jaar geleden heb ik een zaak bij het hof Amsterdam mogen doen. De rechtbank had het standpunt van [B] gevolgd. In hoger beroep volgde het hof de rechtbank niet. Het arrest in die zaak is gepubliceerd onder ECLI-nummer NL:GHAMS:2021:288. In die zaak werd de maatregel tbs niet opgelegd. Het mag niet zo zijn dat de conclusies uit een rapportage van het PBC of [B] wordt overgenomen omdat de rapportage van een van die instellingen afkomstig is. Een kritische blik blijft nodig. Als we dan kijken naar wat er door de deskundige Sterk is gezegd over de persoonlijkheidsproblematiek dan zou ik daar in mee willen gaan. Sterk geeft aan dat je meer kan spreken van een opstandige jeugdige en niet kan spreken van antisociaal gedrag. Het gaat niet om winstbejag. Het gaat om ‘acting out’ van de ADHD. Ik denk datje in dit geval niet kunt spreken van psychopathische trekken.

Gebruikt cliënt anderen voor eigen doeleinden? Ook dit punt is niet aan de orde. Hij stuurt geen andere jongeren aan om criminele feiten te gaan plegen. Als je het hebt over het kopje psychopathische trekken dan kun je daar niet van spreken.

Je kan niet concluderen dat een pedagogische aanpak niet haalbaar is. Cliënt laat juist zien dat hij wel geschikt is voor een groepsgericht leefklimaat. Als je naar al deze punten kijkt dan kan je alleen maar concluderen dat' het jeugdstrafrecht het meest passend is.

De rechter-commissaris was bij de voorgeleiding al van oordeel dat het voor cliënt het meest passend was om in een JJI te worden geplaatst. De deskundige Sterk heeft ook geconcludeerd dat plaatsing in een JJI het meest passend voor cliënt is. Dat cliënt nu in een volwassensetting zit wil nog niet zeggen dat dat het meest passend is. Waarom wordt cliënt, zo jong en beïnvloedbaar toch in een volwassensetting geplaatst? Ik kijk naar alle punten die op de wegingslijst staan en dan denk ik dat cliënt aan alle criteria voldoet voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Kan je zeggen dat de inzet van gedragsinterventie beter kan in het volwassenstrafrecht? De deskundige Sterk heeft daar een heel duidelijk bordeel over gegeven. Cliënt heeft geen stoornis die een overplaatsing vereist naar een psychiatrisch centrum. De vraag of een langdurige beveiliging van de maatschappij noodzakelijk is, is een discussiepunt. Aan de ene kant hebben wij het rapport van [B] en aan de andere kant het rapport van de deskundige Sterk. Ik kies toch voor het rapport van de deskundige Sterk. Hoe zit het met de verplichte behandeling? Loopt die door nadat cliënt 22 jaar oud is? Dat zou inderdaad kunnen, maar dat kan ook met het opleggen van een PIJ-maatregel. Een PIJ-maatregel kan immers doorlopen tot iemand 27 jaar oud is. Als ik de wegingslijst bekijk en kijk naar hetgeen de deskundige Sterk gemotiveerd naar voren heeft gebracht dan meen ik dat u in deze zaak zou moeten kijken naar het jeugdstrafrecht.

Cliënt heeft een tekort aan copingvaardigheden. Zowel de deskundige Gunnewijk als de deskundige Sterk hebben aangegeven dat de coping te kort schiet. De deskundige Gunnewijk heeft daarover gezegd dat hij het eens was met de deskundige Sterk. De enige vraag is in welk kader plaatsje dat. De deskundige Sterk heeft dat in het kader geplaatst van het niet uitgerijpt zijn van cliënt. Het joyriden moet in het kader van grensoverschrijdend gedrag worden geplaatst. De delicten die verdachte heeft gepleegd hangen samen met de jeugdigheid van cliënt. Joyriden is in de jaren zeventig strafbaar gesteld omdat je van die zaken had waarbij jongeren betrokken waren maar geen sprake van diefstal was.

De ontwikkeling van het geweten. Een belangrijk punt. Moet je zeggen dat cliënt langdurig is behandeld en dat niets heeft gewerkt of moetje uitgaan van de verklaring van verdachte hoe het allemaal gegaan is. Hij was dertien jaar oud toen hij begon met het verplicht gebruiken van medicijnen. Hij was net van de lagere school. Ik kan mij voorstellen dat hij niet inziet waarvoor het nodig was. Hij werd geplaats bij [A] en heeft daar niet de behandeling gekregen die hij en zijn ouders verwacht hadden. Kan je daarvan zeggen dat hij in het verleden langdurig intensief is behandeld en dat die behandelingen niet gewerkt hebben? Ik denk het niet. Je kan daarom ook niet zeggen dat cliënt is uitgerijpt en verhard. De verstoorde coping past bij zijn niet uitgerijpte persoonlijkheid.

De deskundige Sterk is een gerenommeerd psycholoog. Hij heeft jarenlange ervaring en heeft in het verleden ook bij [B] gewerkt. Hij rapporteert ook regelmatig voor het openbaar ministerie, rechter-commissarissen, rechtbanken en hoven. De deskundige Sterk zegt dit vanuit zijn eigen beroepsethiek. Daar mogen wij niet te licht aan tillen. Sterk geeft terecht aan dat ADHD kan doven en neemt ook vaak af. Als je al die punten bij elkaar optelt dan is er alle ruimte om het jeugdstrafrecht toe te passen.

Punt 3: Welke maatregel

De volgende vraag is welke maatregel zou moeten worden opgelegd. Cliënt zegt dat hij hulp nodig heeft. Hij vraagt uitdrukkelijk om hulp. Hij wil aan zichzelf werken. Cliënt vindt het verschrikkelijk wat er is gebeurd. Cliënt ziet in dat hij hulp nodig heeft; waarom moet dat dan een dwangbehandeling zijn? Dwangbehandelingen horen een ultimum remedium te zijn. Cliënt loopt niet weg voor behandelingen of voor therapie. De tbs-klinieken in Nederland lopen vol. Volgens de klinieken wordt aan de verkeerde personen een dwangmaatregel opgelegd. Ik verzoek u de zaak van enige afstand te bekijken. Ik meen dat een dwangmaatregel niet op zijn plaats is. Mocht u uitgaan van een tbs met voorwaarden of een voorwaardelijke PIJ dan zit daar nog steeds een zeer strak kader achter. Aan de ene kant dwang en aan de ander kant een stimulans. Een stimulans om je best te doen. Cliënt dient juist gestimuleerd te worden. Uitgaande van het jeugdstrafrecht dient aan cliënt een voorwaardelijke PIJ-maatregel te worden opgelegd. De deskundige Sterk staat daarin niet alleen Ook de [C] ziet wel iets in het kader van het jeugdstrafrecht.

Punt 4: De hoogte van de Straf

Het kan dat u het toch anders ziet en toch tot het opleggen van een gevangenisstraf komt. Voor doodslag wordt in de regel een gevangenisstraf tussen zes en acht jaren gevangenisstraf opgelegd. Het is mogelijk om een lagere gevangenisstraf op te leggen. Cliënt was ten tijde van het delict achttien jaar oud. Ik verzoek u de omstandigheden van het geval mee te nemen. Als cliënt een paar maanden jonger was geweest dan was hij sowieso in aanmerking gekomen voor het jeugdstrafrecht. Het feit kan volgens de deskundigen cliënt verminderd worden toegerekend. Cliënt

heeft hele stomme fouten gemaakt. Dit heeft echter allemaal te maken met de persoon van verdachte. De straffen voor doodslag in het verkeer liggen vaak iets lager. Ik heb in mijn pleitnota meerdere vonnissen en arresten opgenomen waaruit dat ook blijkt. Ik vraag mij af wat de reden is om een dergelijk hoge gevangenisstraf op te leggen. Misschien ligt het aan de aandacht die deze zaak in de pers krijgt. Ik vraag u de strafte matigen. De gemiddelde duur van een TBS-behandeling in Nederland is tien jaren Cliënt moet zo snel mogelijk worden behandeld. Het kan toch niet zo zijn dat cliënt straks totaal verhard is voordat hij wordt behandeld.

Primair verzoek ik u het jeugdstrafrecht toe te passen. Mocht u toch tot het volwassenstrafrecht overgaan dan verzoek ik u aan cliënt een zo kort mogelijke gevangenisstraf op te leggen met daarnaast een tbs met voorwaarden. In dat geval vraag ik u om een tussenarrest te wijzen teneinde een maatregelrapport op te laten maken.”

4.3

De in dit proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Overeenkomstig het Procesreglement heeft de raadsvrouw van de verdachte tijdig aan de Rolraadsheer verzocht alsnog in het bezit te worden gesteld van een afschrift van deze pleitnota. Desgevraagd heeft de griffier bij het hof bij schrijven van 10 november 2022 de Hoge Raad bericht dat deze pleitnota in het ongerede is geraakt.

4.4

Het bericht van de griffier van het hof luidt als volgt:

“De pleitaantekeningen die door de raadsman ter terechtzitting van 7 juni 2022 zijn overgelegd, kunnen niet meer worden aangeleverd aangezien deze in het ongerede zijn geraakt. De raadsman

heeft ter terechtzitting aan de hand van die pleitaantekeningen gepleit, hetgeen overeenkomstig -

zakelijk weergegeven - in het proces-verbaal ter terechtzitting van 7 juni 2022 is uitgewerkt.”

4.5

Uit dit bericht van de griffier kan inderdaad worden afgeleid dat ter terechtzitting door de raadsman pleitaantekeningen zijn overgelegd, maar dat die in het ongerede zijn geraakt. Tevens stelt de griffier echter dat de pleitaantekeningen “overeenkomstig” in het proces-verbaal zijn uitgewerkt. In het proces-verbaal van de terechtzitting is inderdaad uitgebreid aandacht besteed aan een viertal punten. Maar niet valt te ontkennen dat die door de griffier uitgewerkte opmerkingen beginnen met de zin: “In aanvulling op de pleitnota”. Bij die stand van zaken valt niet uit te sluiten dat ter terechtzitting nog meer verweren zijn gevoerd of andere uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dan zijn opgenomen in het proces-verbaal, en het hof op dan had moeten reageren. Dit betekent dat aan de conclusie, die volgens vaste rechtspraak wordt verbonden aan het (onherstelbaar) ontbreken van een door de raadsman overgelegde pleitnota, naar mijn mening niet valt te ontkomen. Een dergelijk verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het blijkens bij het hof ingewonnen informatie onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.

4.6

Het middel is derhalve terecht voorgesteld, de twee andere middelen, over de toepassing van het volwassenstrafrecht en de strafoplegging, behoeven daardoor geen bespreking.

5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.

6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.