RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 416233 \ KG EXPL 12-102 (FZM)
Uitspraakdatum: 22 oktober 2012 (bij vervroeging)
Vonnis in kort geding
De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
[naam], wonende te [plaats]
eisende partij in kort geding
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. J.W.A. Ringeling, advocaat te Amsterdam
tegen
de coöperatieve Coöperatie Rabobank Schagen-Wieringerland U.A., gevestigd te Schagen
gedaagde partij in kort geding
verder ook te noemen: Rabobank
gemachtigde: mr. S. van Ketel, advocaat te Alkmaar.
Het procesverloop
[werknemer] heeft Rabobank op 18 september 2012 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2012, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Rabobank heeft nog stukken in het geding gebracht.
De uitgangspunten
a. [werknemer], geboren op [datum], is op 19 november 2001 bij Rabobank in dienst getreden. Op 15 juni 2009 is zij benoemd in de functie van Manager Marketing, CRM, Communicatie en Coöperatie (Manager MCCC).
b. Het salaris van [werknemer] bedraagt € 4.934,19 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
c.In artikel 10.1 van het HR Beleid Rabobank Schagen-Wieringerland is bepaald dat er voor managers, teamleiders en adviseurs een minimale arbeidsduur geldt van 32 uur.
d.[werknemer] is op 4 november 2009 uitgevallen voor haar werkzaamheden wegens een auto-ongeluk.
e.De functie van [werknemer] is in of omstreeks september 2010 tijdelijk opgevuld door [X].
f. In of omstreeks september 2011 is door Rabobank besloten [X] definitief te benoemen in de functie van Manager MCCC.
g.Op 12 oktober 2011 heeft er in het kader van de WIA-aanvraag per 2 november 2011een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden.
h.[werknemer] is per 1 december 2011 voor een periode van zes maanden benoemd in de functie van projectleider bij Rabobank.
i.Op 10 april 2012 heeft er een herbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de wet WIA.
j.Bij brief van 14 juni 2012 heeft Rabobank [werknemer] bericht dat zij per 1 juli 2012 vrijgesteld wordt van werkzaamheden.
De vordering
[werknemer] vordert bij wege van voorziening ex artikel 254 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) veroordeling van Rabobank tot nakoming van alle verplichtingen uit hoofde van de tussen haar en Rabobank gesloten arbeidsovereenkomst, waaronder doorbetaling van het overeengekomen salaris en overige emolumenten, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen;
2) veroordeling van Rabobank [werknemer] zonder enige belemmering toe te laten in haar eigen functie van Manager MCCC en toe te laten tot de eigen (bedongen) werkzaamheden;
3) de onder 2 gevorderde veroordeling uit te spreken op straffe van verbeurte van een dwangsom aan [werknemer] van € 10.000,- voor elke dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat Rabobank na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijft aan die veroordeling te voldoen;
4) veroordeling van Rabobank in de kosten van dit geding, salaris voor de gemachtigde van [werknemer] daaronder begrepen.
[werknemer] stelt daartoe het volgende.
[werknemer] heeft er recht op en belang bij dat haar vrijstelling van werkzaamheden zal worden opgeheven, in die zin dat zij per onmiddellijk haar eigen functie kan hervatten. Het herstelproces verloopt voorspoedig en [werknemer] verwacht dat zij op korte termijn weer de functionele mogelijkheden heeft om haar eigen functie uit te kunnen oefenen. Thans is [werknemer] beschikbaar voor 28 uur per week.
Het verweer
Rabobank heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
1. Vooropgesteld wordt dat een voorlopige voorziening zoals gevraagd alleen kan worden toegewezen als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [werknemer] tot een toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat dit niet kan worden vastgesteld.
Loonvordering
2. De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat [werknemer] op 4 november 2009 wegens ziekte ongeschikt is geworden voor haar werk als Manager MCCC en dat zij tot op heden voor dat werk in de volle omvang ongeschikt is gebleven. Dat betekent dat [werknemer] (in beginsel) op grond van artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aanspraak heeft op loon¬door¬betaling tot 4 november 2011. Verder moet er in dit kort geding vanuit worden gegaan dat het UWV ook geen zogenoemde loonsanctie heeft opgelegd waarbij het tijdvak van 104 weken kan worden verlengd. Gelet hierop komt de door [werknemer] ingestelde loonvordering niet voor toewijzing in aanmerking.
Wedertewerkstelling eigen functie
3. Uit het arbeidsdeskundig rapport van 12 oktober 2011 blijkt dat [werknemer] arbeidsongeschikt is verklaard voor zowel haar eigen functie als voor passende arbeid. De arbeidsdeskundige heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van [werknemer] vastgesteld op 80-100%. Op grond daarvan heeft [werknemer] per november 2011 een 80-100% WGA- uitkering toegekend gekregen. In april 2012 is [werknemer] door het UVW opgeroepen voor een herbeoordeling van haar medische situatie en belastbaarheid. De conclusie van het verzekeringsgeneeskundige rapport van 10 april 2012 luidt: "Er zijn geen duurzaam benutbare mogelijkheden als rechtstreeks en objectiveerbaar gevolg van ziekte en/of gebrek. Cliënt heeft sterk wisselende mogelijkheden."
Dit is het laatste medische oordeel dat zich in het dossier bevindt.
Uit de hiervoor genoemde rapportages blijkt dat [werknemer] vanwege haar medische beperkingen thans ongeschikt is voor haar eigen werk. Daarnaast kan uit de rapportages niet anders worden afgeleid dan dat [werknemer] ook niet geschikt is voor andere passende werkzaam¬heden bij Rabobank. Het is niet aan [werknemer] om zonder nadere medische of arbeidsdeskundige beoordeling zelf te concluderen dat zij medisch in staat is 28 uur per week (eigen) werkzaamheden te verrichten, nu [werknemer] de daarvoor vereiste deskundigheid mist. [werknemer] heeft geen (medische) stukken overgelegd, bijvoorbeeld een verklaring van haar huisarts, die haar standpunt hieromtrent kunnen onderbouwen.
De wedertewerkstelling dient derhalve te worden afgewezen.
4.[werknemer] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten veroordeeld te worden.
De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, die tot heden voor Rabobank worden vastgesteld op een bedrag van € 200,00 voor salaris van de gemachtigde van Rabobank.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.