RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Almelo
Zaaknummer : 357.158 EJ VER 10-1796
Beschikking van de kantonrechter d.d. 23 november 2010 in de zaak van:
[Verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekster,
hierna te noemen [verzoekster]
gemachtigde: mr C.C.M. Peper
advocaat te Almelo
tegen
De besloten vennootschap A1 Electronics B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo
verweerster,
hierna te noemen: A1
gemachtigde: mr J.E. Middelveld
advocaat te Goor
Gezien het op 1 november 2010 ter griffie van dit gerecht binnengekomen verzoekschrift strekkende tot ontbinding ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
Gezien het ingekomen verweerschrift en de overige op het geding betrekking hebbende stukken.
Gelet op hetgeen door en/of namens partijen is verklaard bij de mondelinge behandeling van het verzoek op 16 november 2010.
Overweegt:
1. Gebleken is dat het verzoek geen verband houdt met de in de wet bedoelde opzegverboden.
2. [Verzoekster] verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met A1 op grond van een gewichtige reden, bestaande uit een wijziging van omstandigheden, welke met zich meebrengt dat er op korte termijn een einde aan die arbeidsrelatie tussen partijen dient te komen.
3. Die wijziging van omstandigheden zou bestaan uit de mening van [verzoekster] dat zij het uit hoofde van haar gezondheidstoestand onverantwoord acht dat zij ooit nog bij A1 haar werkzaamheden hervat. Dat kan zij, zo stelt zij, emotioneel niet aan.
4. [Verzoekster] is op 1 mei 2001 in dienst getreden bij A1. Op dat moment had zij het emotioneel erg zwaar in verband met zeer trieste privé-aangelegenheden. Dit was bij A1 bekend en zij is [verzoekster] in die tijd zeer ter wille geweest.
[Verzoekster] heeft gedurende de laatste twee jaren een negatief urentegoed opgebouwd.
Op dinsdag 16 maart 2010 is [verzoekster], na 1½ uur gewerkt te hebben, naar huis vertrokken, omdat haar zoontje ziek was geworden en van de crèche opgehaald moest worden. Zij is die dag niet teruggekomen op haar werk. [Verzoekster] werkt normaliter op de maandagen en de dinsdagen. Een week later verscheen [verzoekster] ook niet op haar werk. Zij had zich ziek gemeld met griepklachten en bleef maandag 22 en dinsdag 23 maart 2010 afwezig wegens ziekte. Op maandag 29 maart 2010 was zij weer hersteld en kwam bij mevrouw [V.] van A1 met de vraag of zij voor dinsdag 16 maart 2010 zorgverlof kon opnemen. Dit is haar geweigerd. [Verzoekster] was het hier duidelijk niet mee eens, maar A1 vond dat [verzoekster] deze privé-aangelegenheid zelf moest oplossen.
In een gesprek is met [verzoekster] daarover gesproken. Zij deelde mede dat haar man niet op de kinderen kon passen omdat hij zelfstandig ondernemer was en dat het geld kostte om daar vrij voor te nemen.
A1 is bij haar standpunt gebleven en heeft 6,5 uur op het toch al negatieve saldo vakantie-uren in mindering gebracht.
5. Voor week 18 heeft [verzoekster] vrij gevraagd vanwege de meivakantie van haar schoolgaande kinderen. Zij had echter, zoals gezegd, geen positief vakantie uren saldo. A1 heeft dienaan-gaande [verzoekster] onbetaald verlof gegeven en zij, A1, zegt dat zij dat met [verzoekster] heeft gecommuniceerd. Bij het zien van de salarisspecificatie werd [verzoekster] boos en vond dat deze aangepast moest worden: zij wilde het genoten verlof betaald hebben en stelde het niet toegekende zorgverlof weer ter discussie.
De volgende dag, dinsdag 1 juni 2010, heeft [verzoekster] zich ziek gemeld. De klachten waren volgens verzuimreductie privé gerelateerd. Ze had hoofdpijn en sliep slecht. Er is afgesproken dat [verzoekster] maandag 7 juni om 10.00 uur weer als hersteld gemeld zou worden geregistreerd en dan haar werk zou hervatten. Op maandag 7 juni is contact geweest met [verzoekster]: zij voelde zich nog steeds ziek en wilde de ziekmelding voortzetten. [Verzoekster] heeft toen gezegd dat zij het niet eens was met de door A1 genomen beslissingen betreffende het zorgverlof en dat zij daardoor haar werkzaamheden niet meer aan kon.
Naar aanleiding van dat telefoongesprek heeft A1 besloten [verzoekster] om 15.00 uur te bellen. [Verzoekster] deelde mede dat zij wel degelijk ziek was, want zij had namelijk psychische klachten en was het niet eens met het herstelbericht. Op 7 en 8 juni verscheen [verzoekster] niet op het werk. A1 heeft zich intern beraden en meent dat er sprake is van werkweigering en heeft [verzoekster] op die grond bij schrijven van 7 juni 2010 op staande voet ontslagen.
6. Op dinsdag 8 juni 2010 neemt [verzoekster] contact op met de heer [V.] om nog eens met elkaar te praten. Er wordt een afspraak gemaakt voor woensdagochtend bij [verzoekster] thuis.
A1 had op dat moment al besloten om uit coulance [verzoekster] tegemoet te komen door een beëindigingovereenkomst aan te bieden, een en ander onder intrekking van het gegeven ontslag op staande voet, zodat [verzoekster] een WW-uitkering zou kunnen krijgen.
Op vrijdag tekent [verzoekster] die overeenkomst.
Op 2 juli 2010, drie weken later, ontvangt A1 een schrijven van de gemachtigde van [verzoekster], waarin wordt gesteld dat die overeenkomst door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Er zou geen vergoeding in de overeenkomst zijn opgenomen.
7. Op 30 juli 2010 wordt A1 in kort geding gedagvaard tegen 23 augustus 2010. Alles overziende heeft A1 besloten [verzoekster] niet te houden aan de ontbindingsovereenkomst en het dienstverband voort te zetten.
Om de lucht te klaren heeft A1 mediation voorgesteld. [Verzoekster] is daarmee akkoord gegaan, maar die mediation heeft niet tot een ander standpunt gevoerd.
Thans meent [verzoekster] dat sprake is van een onwerkbare situatie, waarin geen andere uitweg bestaat dan een ontbinding van de arbeidsovereenkomst met daaraan gekoppeld een vergoeding.
8. Hoewel A1 graag met [verzoekster] verder zou willen, ziet zij ook wel dat er thans eigenlijk geen andere oplossing voor de gerezen problemen is dan een einde aan het dienstverband. Zij meent echter dat zij alles heeft gedaan om haar aanvankelijke verkeerde inschatting (het ontslag op staande voet) ongedaan te maken en partijen weer op het juiste spoor te krijgen en dat daarbij niet past dat zij nogmaals daarvoor wordt gestraft in de vorm van een vergoeding voor [verzoekster].
9. De kantonrechter is dezelfde mening toegedaan. Bij een arbeidsovereenkomst zijn twee partijen betrokken en ook in Nederland geldt wel degelijk dat partijen in beginsel gelijkwaardig zijn. Zo kennen we in Nederland goed werkgeverschap, maar ook goed werknemersschap. Zonder enige twijfel heeft A1 bij het ontslag op staande voet een inschattingsfout gemaakt, maar na interventie van haar advocaat is dit ontslag op staande voet teruggedraaid. Voor A1 is dat het startsein geweest om alle zeilen bij te zetten om de verhoudingen, die goed waren, weer goed te krijgen, maar dat is niet gelukt. Gesprekken met [verzoekster], zelfs mediation heeft niet kunnen bewerkstelligen dat [verzoekster] weer aan het werk is gegaan.
10.In deze situatie, waarbij alles van de werkgever is gekomen en uit niets blijkt dat de werknemer ook maar een handreiking of verbetervoorstel richting de werkgever heeft gedaan, kan de kantonrechter met de beste wil van de wereld niet inzien om welke reden A1 aan [verzoekster] nog een vergoeding verschuldigd zou zijn. Zoals gezegd ook een werknemer heeft verplichtingen naar de werkgever toe en die verplichtingen is [verzoekster] zeker niet na gekomen. Het is toch werkelijk onvoorstelbaar dat een conflict over zorgverlof en negatieve vakantieuren uitmondt in een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, enkel en alleen omdat de werknemer eigenlijk vanaf het begin de voeten in het zand heeft gezet en met geen mogelijkheid van haar standpunt daarover is af te brengen en zeker niet meer aan het werk wil bij A1, een werkgever waar ze nota bene negen jaar met veel plezier heeft gewerkt.
11.Ter terechtzitting heeft [verzoekster] nog gezegd dat het aan haar gegeven ontslag op staande voet voor haar het breekpunt is geweest, maar, zelfs als dat waar is, dan nog moet op een gegeven moment toch ook bij haar het besef boven komen dat zij zelf in de oorzaak daarvan ook een flinke rol heeft gespeeld, welke niet helemaal weg te poetsen is. Zij wist drommels goed dat ze een fors negatief vakantie-uren saldo had en ook op dat punt heeft zij nimmer enig initiatief genomen om op dat punt tot een regeling te komen. Van een werkgever kan niet verwacht worden dat deze naar de werknemer telkens maar lankmoedig is en blijft en door blijft gaan met het toestaan van vrije dagen opnemen als deze er niet zijn. Dat gekozen is voor de weg van het onbetaald verlof is zeker niet vreemd te noemen. Waar geen recht bestaat op een vrije dag, kan men van dat recht geen gebruik maken. Dat dit tot een conflict gaat voeren als de werknemer voet bij stuk blijft houden, is dan ook tenminste voorspelbaar. Dat conflict mondt nu uit in een ontbinding van de arbeidsovereenkomst!
12. [Verzoekster] zal in de gelegenheid worden gesteld het verzoekschrift in te trekken.
13. De kantonrechter acht termen aanwezig de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden.
BESCHIKKENDE:
Stelt partijen in kennis van het voornemen van de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden per 1 december 2010, zonder toekenning aan [verzoekster] van een vergoeding.
Geeft [verzoekster] de gelegenheid om het verzoek in te trekken vóór 30 november 2010.
Voor het geval dat [verzoekster] het verzoekschrift niet intrekt:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 december 2010.
Voor het geval dat [verzoekster] het verzoekschrift al dan niet intrekt:
Compenseert de proceskosten in zoverre dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven te Almelo door mr H.R.K. Valk, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.