Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBALM:2011:BP3439

Rechtbank Almelo
27-01-2011
07-02-2011
117051 / KG ZA 10-326
Civiel recht
Kort geding

Ex-werkgever stelt vordering in jegens ex-werknemer wegens schending geheimhoudingsbeding en relatiebeding. Oordeel: vooralsnog voldoende aannemelijk gemaakt dat geheimhoudingsbeding en relatiebeding zijn geschonden. Verbod tot verrichten van werkzaamheden voor ander bedrijf afgewezen. Ex-werknemer is contractuele boete verschuldigd wegens schending geheimhoudingsbeding, maar is geen contractuele boete verschuldigd wegens schending relatiebeding, omdat boetebeding niet van toepassing is op relatiebeding. Geen voorschot op geleden schade toegekend, omdat schade en aansprakelijkheid ex-werknemer in kader van kort geding niet kan worden vastgesteld

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2011-0119
VAAN-AR-Updates.nl 2011-0119

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO

Sector civiel recht

zaaknummer: 117051 / KG ZA 10-326

datum vonnis: 27 januari 2011 (l.)

Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Metalchemic Recycling International B.V.,

gevestigd te Goor,

eiseres in conventie, verweerster in reconventie,

verder te noemen Metchem,

advocaat: mr. D.P. Kant te Almelo,

tegen

[gedaagde]

wonende te [woonplaats],

gedaagde in conventie, eiser in reconventie,

verder te noemen [gedaagde],

advocaat: mr. A.F.B. Netters te Deventer.

1. Het procesverloop

1.1 Metchem heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. [gedaagde] heeft geconcludeerd voor antwoord en daarbij tevens een eis in reconventie ingesteld.

1.2 De zaak is behandeld ter terechtzitting van 13 januari 2011. Ter zitting zijn verschenen: de heer [X], directeur van Metchem, vergezeld door mr. Kant, en [gedaagde], vergezeld door mr. Netters. De standpunten zijn toegelicht. Mr. Kant heeft ter zitting pleitnotities en 15 producties overgelegd.

1.3 Het vonnis is bepaald op vandaag.

2. De vaststaande feiten

2.1 In deze zaak staat het navolgende vast.

2.2 Tussen Metchem en [gedaagde] is op 6 juni 2007 een arbeidsovereenkomst gesloten, waarbij [gedaagde] in dienst van Metchem is getreden.

2.3 In de tussen Metchem en [gedaagde] gesloten arbeidsovereenkomst zijn een geheimhoudingsbeding, een concurrentiebeding en een boetebeding opgenomen. Het geheimhoudingsbeding luidt als volgt:

"Artikel 10:

De werknemer verplicht zich omtrent alle zaken van de werkgever die haar uit

hoofde van haar bedrijfsfunctie bekend zijn, één en ander in de ruimste zin des

woords, zowel tijdens als na het dienstverband strikte geheimhouding te betrachten."

2.4 Het boetebeding luidt als volgt:

"Artikel 13:

Bij overtreding van de artikelen 10, 11 en/of 12 van deze overeenkomst verbeurt werknemer ten gunste van werkgever een onmiddellijke boete van EUR 250,- per overtreding en per dag waarop de overtreding voort duurt. Deze boete wordt opeisbaar, zodra de overtreding plaatsvindt/voortduurt, zonder dat voorafgaand ingebrekestelling nodig is."

2.5 Metchem en [gedaagde] hebben op 15 april 2010 een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarbij is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst tussen Metchem en [gedaagde] met wederzijds goedvinden werd beëindigd op 30 juni 2010. In de beëindigingsovereenkomst is onder andere het volgende opgenomen:

"(…)

5.5 De afspraken die zijn gemaakt over geheimhouding inzake bedrijfsinformatie blijven gehandhaafd.

5.6 Werknemer is per direct ontheven uit het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding en/of relatiebeding. Werknemer zal de in de bijlage genoemde klanten en leveranciers, gedurende de periode van 1 jaar na einde dienstverband, niet direct of indirect benaderen, of daarmee zakelijke contacten te onderhouden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever (…)."

2.6 Metchem heeft, nadat het Metchem was gebleken dat [gedaagde] op 16 juli 2010 en op 31 augustus 2010 zakelijke contacten had onderhouden met een tweetal relaties van Metchem, vermeld op de hierboven genoemde bijlage, [gedaagde] in kort geding gedagvaard en - kort gezegd - gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld om zich te onthouden van het benaderen van relaties van Metchem die zijn genoemd op bijlage 1 bij de beëindigingsovereenkomst. Bij vonnis van 22 september 2010 heeft de voorzieningenrechter de vordering van Metchem bij verstek toegewezen.

2.7 Metchem heeft zich vanaf 2004 bezig gehouden met het verkrijgen van een opdracht tot verwerking van magnesiumhoudende slakken (hierna: de slakken), aanwezig op een bedrijfsterrein van Remag Alloys B.V. (hierna: Remag). Remag is overgenomen door Aleris. Het bedrijfsterrein is later overgenomen door A. Hak beheer B.V. (hierna: Hak).

2.8 [gedaagde] heeft tijdens zijn dienstverband bij Metchem voor de verwerking van de slakken een offerte opgevraagd bij Everhardt [Z] GmbH & Co KG (hierna: [Z]). [gedaagde] heeft voorts tijdens zijn dienstverband bij Metchem een vertegenwoordiger van {Z] een monster van de slakken gestuurd.

2.9 [Z] heeft Metchem een offerte toegestuurd voor de verwerking van de slakken. Vervolgens heeft Metchem Hak een offerte gezonden.

2.10 Nadat Metchem Hak een offerte heeft toegestuurd, heeft [Z] aan Hak rechtstreeks een offerte tot verwerking van de slakken uitgebracht.

2.11 [gedaagde] heeft op 16 juli 2010 een bezoek gebracht aan Elementis. Elementis staat vermeld op bijlage 1 bij de beëindigingsovereenkomst.

3. De standpunten van partijen

In conventie

Vordering Metchem

Metchem vordert - kort gezegd - dat het [gedaagde] wordt verboden om werkzaamheden voor [Z] te verrichten, zulks op straffe van een dwangsom. Voorts vordert Metchem dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan Metchem € 100.000,00 te betalen als voorschot op de door Metchem geleden schade en de door [gedaagde] verbeurde boetes. Tot slot vordert Metchem dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.

Standpunt Metchem

Metchem voert hiertoe het volgende aan, waarbij de stellingen van Metchem naar drie verschillende onderdelen zijn te rangschikken.

- de slakken

[gedaagde] heeft aan [Z] informatie verstrekt over de herkomst van de slakken, waarna [Z] Hak rechtstreeks een offerte heeft uitgebracht tot verwerking van de slakken. [gedaagde] kende het project omtrent de slakken en hij wist dat Hak zich van deze afvalstof diende te ontdoen. Deze informatie was niet uit openbare bron kenbaar. Uit de overgelegde producties blijkt dat [gedaagde] tijdens zijn dienstverband volledig op de hoogte was van het project. [gedaagde] heeft het geheimhoudingsbeding geschonden. Deze schending heeft grote schade voor Metchem veroorzaakt, nu Metchem de opdracht tot verwerking van de slakken niet heeft gekregen.

- Baerlocher

[gedaagde] heeft [Z] in contact gebracht met de firma Baerlocher GmbH (hierna: Baerlocher). Baerlocher staat vermeld op bijlage 1 bij de beëindigingsovereenkomst. [gedaagde] heeft hiermee het relatiebeding geschonden. Baerlocher heeft de samenwerking tussen Metchem en Baerlocher beëindigd.

- Elementis

[gedaagde] heeft door het bezoek aan Elementis het geheimhoudingsbeding geschonden. Deze schending heeft geduurd tot 8 september 2010.

Metchem stelt dat [gedaagde] via [Z] het geheimhoudingsbeding probeert te ontlopen en het relatiebeding schendt. Om die reden vordert Metchem dat [gedaagde] wordt veroordeeld om zich te onthouden van enig zakelijk contact met [Z].

Metchem vordert betaling van een voorschot van € 100.000,00 op de door haar geleden en te lijden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde] en op het totaalbedrag aan boetes dat [gedaagde] aan Metchem is verschuldigd vanwege de schending van het geheimhoudingsbeding. Metchem voert ter onderbouwing van het voorschot het volgende aan:

- De marge voor Metchem bij de verwerking van de slakken zou € 105.000,00 bedragen.

- Door de beëindiging van de samenwerking tussen Metchem en Baerlocher lijdt Metchem jaarlijks een verlies van € 9.500,00.

- [gedaagde] heeft door de schendingen van het geheimhoudingsbeding contractuele boetes verbeurd van € 250,00 per overtreding en per dag dat de overtredingen hebben voortgeduurd. Schending van het geheimhoudingsbeding heeft plaatsgevonden met betrekking tot de slakken en met betrekking tot Baerlocher. De boete die [gedaagde] op grond daarvan heeft verbeurd beloopt € 500,00, vermeerderd met € 250,00 voor elke dag dat de schendingen hebben voortgeduurd. Nu het geheimhoudingsbeding is geschonden gedurende minimaal twee maanden, is [gedaagde] minimaal een boete van € 30.000,00 verschuldigd.

- [gedaagde] heeft gedurende minimaal 49 dagen het geheimhoudingsbeding met betrekking tot Elementis geschonden. Hij is hierdoor een boete van € 250,00 + (49 x € 250,00) = € 12.500,00 verschuldigd.

Standpunt [gedaagde]

[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. De stellingen van [gedaagde] zijn eveneens naar drie verschillende onderwerpen te rangschikken:

- de slakken

[gedaagde] stelt dat hij zich tijdens zijn dienstverband bij Metchem slechts summier met Hak bezig heeft gehouden. De informatie over het afval van Hak is bovendien geen bedrijfsinformatie van Metchem en daarom kan niet gezegd worden dat [gedaagde] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. De informatie is openbaar verkrijgbaar op de website www.senternovem.nl. Uit de op de website gepubliceerde vergunningen kan eenvoudig worden herleid welk bedrijf een te verwerken/vervoeren afvalstroom heeft. Elke partij kan vervolgens dat bedrijf benaderen en een aanbieding doen. In zijn contacten met [Z] en Hak heeft [gedaagde] gebruik gemaakt van de informatie van de website. [gedaagde] heeft noch met [Z] noch met Hak bedrijfsinformatie van Metchem gedeeld.

- Baerlocher

[gedaagde] betwist dat hij Baerlocher (in)direct heeft benaderd of in contact heeft gebracht met [Z]. In een gesprek tussen [gedaagde] en [Z] kwam de naam Baerlocher naar voren. [gedaagde] heeft aangegeven dat hij geen contact met Baerlocher mocht hebben. [gedaagde] heeft zich niet bemoeid met de zaken tussen Baerlocher en [Z]. Bovendien kan het gesprek tussen [Z] en [gedaagde] niet de reden voor de beëindiging van het contract tussen Metchem en Baerlocher zijn geweest. Het gesprek tussen [Z] en [gedaagde] vond plaats in augustus 2010 en Baerlocher heeft het contract al op 12 juli 2010 opgezegd.

- Elementis

Het enkele bezoek van [gedaagde] aan Elementis betekent niet dat er bedrijfsinformatie van Metchem is gelekt en dat [gedaagde] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. De rechter heeft voorts al over deze kwestie geoordeeld.

Volgens [gedaagde] stelt Metchem ten onrechte dat [gedaagde] via [Z] het geheimhoudingsbeding of het relatiebeding schendt. [Z] staat niet op bijlage 1 bij de beëindigingsovereenkomst vermeld. Er is volgens [gedaagde] geen enkele reden om [gedaagde] een verbod op te leggen om op enigerlei wijze contact met [Z] te hebben. [gedaagde] stelt dat Metchem hem via een omweg alsnog probeert te binden aan een concurrentiebeding.

In reconventie

[gedaagde] vordert in reconventie - kort gezegd - dat Metchem wordt veroordeeld tot betaling van de door [gedaagde] gemaakte advocaatkosten, ten bedrage van € 1.918,59, en dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten. [gedaagde] voert hiertoe aan dat Metchem misbruik maakt van procesrecht. De rechter heeft al over de Elementis-kwestie geoordeeld. Metchem wilde bovendien koste wat het kost procederen. Metchem heeft [gedaagde] tweemaal gedagvaard, ondanks het feit dat zij haar beschuldigingen niet aan kan tonen en zij weet dat de informatie publiekelijk toegankelijk is via een website.

Metchem voert verweer tegen de vordering in reconventie van [gedaagde], door te stellen dat Metchem niet koste wat het kost wilde procederen. Uit de overgelegde bewijsstukken vloeit bovendien voort dat [gedaagde] tijdens zijn dienstverband wel wat te maken heeft gehad met het project omtrent de slakken.

4. De beoordeling

In conventie

Uit de stellingen van partijen is af te leiden dat het geschil tussen partijen in drie verschillende onderwerpen kan worden onderverdeeld, te weten het project met betrekking tot de slakken, het probleem met Baerlocher en de kwestie met betrekking tot Elementis. De voorzieningenrechter zal bij de beoordeling van de vordering van Metchem de overwegingen rangschikken naar deze drie verschillende onderwerpen.

De slakken

Kern van het geschil tussen partijen met betrekking tot het project over de slakken is de vraag of [gedaagde] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden door informatie die hem uit hoofde van zijn dienstverband bij Metchem over dit project bekend was, met [Z] te delen.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat Metchem voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] zich tijdens zijn dienstverband bij Metchem bezig heeft gehouden met het project omtrent de slakken en dat hij op de hoogte was van het feit dat de slakken bij Hak opgeslagen lagen. De voorzieningenrechter wijst daarbij met name op de e-mailwisselingen die als productie 5 bij de dagvaarding zijn gevoegd en de e-mailwisselingen die als productie 14 zijn overgelegd. In deze e-mailwisselingen wordt gesproken over de slakken die bij Hak zijn opgeslagen. De voorzieningenrechter wijst voorts op de vaststaande feiten dat [gedaagde] een monster van de slakken naar [Z] heeft gestuurd en voor de verwerking van de slakken een offerte bij [Z] heeft opgevraagd. Hieruit blijkt dat [gedaagde] tevens op de hoogte was van het feit dat Metchem voor de verwerking van de slakken contact had met [Z].

[gedaagde] erkent dat hij na de beëindiging van het dienstverband bij Metchem contact heeft gehad met [Z] en Hak. [gedaagde] stelt echter dat hij voor deze contacten gebruik heeft gemaakt van de informatie op de website www.senternovem.nl. De informatie over het afval van Hak is volgens [gedaagde] geen bedrijfsinformatie van Metchem, maar openbare informatie.

De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] niet in zijn betoog dat hij gebruik heeft gemaakt van openbare informatie om [Z] en Hak bij elkaar te brengen. Hiervoor is reeds overwogen dat Metchem voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] wist dat de slakken bij Hak opgeslagen lagen en dat er contacten tussen Metchem en [Z] waren over de verwerking van de slakken. Deze informatie was [gedaagde] uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij Metchem bekend. De voorzieningenrechter acht het vooralsnog niet aannemelijk dat [gedaagde] bij zijn contacten met [Z] al deze informatie buiten beschouwing heeft gelaten en zich via een website heeft laten informeren over de afvalstroom bij Hak.

Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat vooralsnog voldoende aannemelijk is gemaakt dat [gedaagde] de informatie over de slakken bij Hak, die hem uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij Metchem bekend was, na zijn dienstverband met [Z] heeft gedeeld. [gedaagde] heeft daarmee het tussen Metchem en [gedaagde] geldende geheimhoudingsbeding geschonden.

Baerlocher

De voorzieningenrechter is met betrekking tot de kwestie omtrent Baerlocher van oordeel dat Metchem vooralsnog voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde] Baerlocher bij [Z] heeft geïntroduceerd. Dit blijkt uit een e-mail van de heer [Z] aan Metchem, overgelegd als productie 10 bij de dagvaarding. In deze e-mail wordt door de heer [Z] bevestigd dat [gedaagde] begin augustus 2010 Baerlocher bij [Z] heeft geïntroduceerd. [gedaagde] heeft dit betwist en heeft gesteld dat tijdens een gesprek met [Z] de firma Baerlocher ter sprake kwam. De voorzieningenrechter ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de heer [Z].

Baerlocher staat vermeld op bijlage 1 bij de beëindigingsovereenkomst. Op grond van artikel 5.6 van de beëindigingsovereenkomst is het [gedaagde] verboden om de in deze bijlage genoemde klanten en leveranciers direct of indirect te benaderen. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat vooralsnog voldoende aannemelijk is gemaakt dat [gedaagde] Baerlocher indirect heeft benaderd en daarmee het relatiebeding heeft geschonden.

Elementis

Metchem stelt dat [gedaagde] op 16 juli 2010 Elementis, een relatie van Metchem, heeft bezocht. [gedaagde] erkent dat hij Elementis heeft bezocht. Metchem stelt dat [gedaagde] hiermee het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het enkele feit dat [gedaagde] Elementis heeft bezocht, niet kan volgen dat [gedaagde] daarmee het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Metchem stelt niet dat [gedaagde] informatie van Metchem die hem uit hoofde van zijn functie bij Metchem bekend was, met Elementis heeft gedeeld. Vooralsnog is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat het bezoek van [gedaagde] aan Elementis geen schending van het geheimhoudingsbeding tot gevolg heeft.

De vordering tot het verbieden van verrichten van werkzaamheden voor [Z]

Uit het voorgaande blijkt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat [gedaagde] inzake de kwestie met de slakken het geheimhoudingsbeding heeft geschonden en dat [gedaagde] inzake de kwestie met Baerlocher het relatiebeding heeft geschonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vordering van Metchem dat [gedaagde] wordt verboden om werkzaamheden voor [Z] te verrichten echter niet toewijsbaar. Partijen zijn bij de beëindigingsovereenkomst overeengekomen welke relaties van Metchem [gedaagde] niet mag benaderen. [Z] is niet in deze lijst opgenomen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er om die reden geen grondslag aanwezig om [gedaagde] te verbieden om werkzaamheden voor [Z] te verrichten. Deze vordering van Metchem zal worden afgewezen.

De vordering tot betaling van het voorschot

Hiervoor is overwogen dat vooralsnog voldoende aannemelijk is gemaakt dat [gedaagde] door het delen van de informatie omtrent de slakken met [Z], het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] daardoor de in het boetebeding opgenomen boete van € 250,00 verschuldigd is. Door Metchem is niet onderbouwd waarom deze overtreding twee maanden heeft geduurd. In het kader van dit kort geding kan de duur van de overtreding van het geheimhoudingsbeding door [gedaagde] niet worden beoordeeld. De voorzieningenrechter acht om die reden slechts een boete van € 250,00 toewijsbaar.

Hiervoor is tevens overwogen dat [gedaagde] inzake de kwestie met Baerlocher het relatiebeding heeft geschonden. Metchem stelt dat [gedaagde] hierdoor eveneens de boete zoals omschreven in het boetebeding is verschuldigd. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het relatiebeding is opgenomen in de tussen partijen gesloten beëindigingsovereenkomst. Metchem heeft niet gesteld dat het boetebeding, zoals het is opgenomen in de arbeidsovereenkomst, eveneens van toepassing is op het relatiebeding. Uit de tekst van het relatiebeding en de beëindigingsovereenkomst volgt zulks ook niet. De voorzieningenrechter is om die reden vooralsnog van oordeel dat er met betrekking tot de schending van het relatiebeding geen grondslag voor de verschuldigdheid van de contractuele boete aanwezig is.

Voor zover Metchem heeft willen stellen dat [gedaagde] door het indirect benaderen van Baerlocher (tevens) het geheimhoudingsbeding heeft geschonden en [gedaagde] op grond van de schending van het geheimhoudingsbeding de contractuele boete is verschuldigd, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Uit het enkele feit dat [gedaagde] Baerlocher indirect heeft benaderd, kan niet kan volgen dat [gedaagde] daarmee het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Metchem stelt niet dat [gedaagde] informatie van Metchem die hem uit hoofde van zijn functie bij Metchem bekend was, met Baerlocher heeft gedeeld. Een schending van het geheimhoudingsbeding kan dus eveneens niet als grondslag voor de contractuele boete dienen.

Het door Metchem gevorderde voorschot bestaat tevens uit een voorschot op de schade die Metchem stelt te hebben geleden door het onrechtmatige handelen van [gedaagde]. Deze schade ziet - naar de voorzieningenrechter begrijpt - enerzijds op de schade vanwege het niet verkrijgen van de opdracht met betrekking tot de slakken (door Metchem gesteld op € 105.000,00) en anderzijds op de schade vanwege het beëindigen van de overeenkomst tussen Metchem en Baerlocher door Baerlocher (door Metchem gesteld op € 9.500,00 per jaar). De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het kader van dit kort geding niet vastgesteld kan worden of Metchem inderdaad schade heeft geleden, in hoeverre [gedaagde] deze schade heeft veroorzaakt en hoe hoog de geleden schade is. Om die reden zal de voorzieningenrechter geen voorschot voor de geleden schade toewijzen.

Samenvattend is de voorzieningenrechter met betrekking tot het gevorderde voorschot van oordeel dat binnen het beperkte kader van dit kort geding slechts de boete van € 250,00 die [gedaagde] is verschuldigd wegens het schenden van zijn geheimhoudingsplicht ten aanzien van de slakken toewijsbaar is. Het restant van het gevorderde voorschot zal worden afgewezen.

Proceskosten

De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om de proceskosten in conventie te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

In reconventie

De voorzieningenrechter zal de vordering in reconventie afwijzen. [gedaagde] heeft geenszins aannemelijk gemaakt dat Metchem misbruik maakt van procesrecht, dat Metchem koste wat het kost wil procederen, dan wel dat Metchem haar beschuldigingen op geen enkele wijze weet aan te tonen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er dan ook geen aanleiding om Metchem te veroordelen tot betaling van de door [gedaagde] gemaakte advocaatkosten.

[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Metchem worden, gelet op de hoogte van de vordering in reconventie, begroot op € 200,00.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter:

In conventie

I. veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Metchem te voldoen een bedrag van € 250,00;

II. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

III. compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

IV. wijst af het meer of anders gevorderde.

In reconventie

V. wijst de vordering af;

VI. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van Metchem begroot op € 200,00.

Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.