RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Enschede
Zaaknummer : 375.163 CV EXPL 11-5044
Uitspraak : 22 november 2011 (t)
Vonnis in de zaak van:
[Eiser]
wonende te [woonplaats], [land],
eisende partij, hierna ook wel [eiser] te noemen
gemachtigde: mr K. Watanabe,
advocaat te Amsterdam
tegen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FC Twente ’65 B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede
gedaagde partij, hierna ook wel FC Twente te noemen
gemachtigde: mr A.C. Huisman
advocaat te Enschede
1. procedure
Deze blijkt uit de navolgende stukken:
- de dagvaarding van 2 mei 2011
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
Het vonnis is bepaald op heden.
2. feiten
[Eiser] is een professioneel voetballer en is op 2 september 2008 een spelerscontract met FC Twente aangegaan en wel voor de duur van vier seizoenen. Bij de overgang van zijn vorige club, NAC uit Breda, werd [eiser] begeleid door de spelersmakelaar de heer [D]. Deze heer [D] heeft het contract van [eiser] met FC Twente mede ondertekend.
In dat contract staat onder meer opgenomen in artikel 20.3:
“Indien deze arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd ontvangt de speler een bruto aandeel van 10% van door de speler of een door de speler aan te wijzen derde in verband met de voortijdige beëindiging van deze overeenkomst te betalen meerbedrag boven € 2.000.000,-- (zegge twee miljoen euro). Indien de vergoeding door FC Twente wordt ontvangen in gedeelten, dan volgt betaling van de vergoeding als genoemd in dit artikellid tevens in gedeelten.”
Voorts staat in die overeenkomst in artikel 21.8 opgenomen:
“Wijzigingen in deze overeenkomst kunnen slechts schriftelijk geschieden.
FC Twente en Wigan Athletic, een voetbalclub uit de Engelse premier League, hebben in de zomer van 2010 onderhandelingen gevoerd over de overgang van [eiser] naar die club, verder ook te noemen: Wigan.
Op een gegeven moment in die onderhandelingen komt de spelersbemiddelaar de heer [S] in beeld. [Eiser] stelt dat deze heer door de toenmalige trainer van Ajax is benaderd om een eventuele overgang van [eiser] naar Ajax te onderzoeken, indien de rechtervleugelverdediger van Ajax naar een andere club zou vertrekken.
Deze heer [S] heeft op enig moment telefonisch contact opgenomen met [eiser] en aangegeven dat de onderhandelingen met Wigan moeizaam verliepen. Volgens de heer [S] had Wigan FC Twente het voorstel gedaan om de transfersom in termijnen te voldoen. FC Twente wilde hier aan meewerken als [eiser] genoegen nam met een bedrag van € 10.000,-- als aandeel in de transfervergoeding. [Eiser] heeft de heer [S] in dat telefoongesprek te kennen gegeven dat hij bereid was na te denken over een verlaging van zijn deel als Wigan in termijnen zou betalen, maar een bedrag van € 10.000,-- vond hij te laag.
Kort daarna is de transfer van [eiser] naar Wigan afgerond en is er tussen FC Twente en Wigan een transfervergoeding van € 3.500.000,-- overeengekomen, welk bedrag in afwijking van een eerder bericht in één keer betaald zou worden en wel op 10 augustus 2011. [Eiser] heeft op 30 juli 2010 een contract bij Wigan getekend. [Eiser] is bij de totstandkoming daarvan bijgestaan door de heren [M] en [H], Engelse spelersmakelaars.
FC Twente heeft op dezelfde dag aan [eiser] een concept beëindigingsovereenkomst voorgelegd. In artikel 2 van die overeenkomst staat opgenomen dat in afwijking van artikel 20.3 van de arbeidsovereenkomst [eiser] een aandeel in de transfervergoeding zou ontvangen van bruto € 10.000,--. [Eiser] heeft hierop te kennen gegeven deze overeenkomst niet te zullen tekenen.
FC Twente heeft die beëindigingsovereenkomst uitgevoerd in die zin dat zij aan [eiser] onder meer heeft voldaan het bedrag van € 10.000,-- bruto.
3. geschil
de vordering
[Eiser] vordert betaling van een bedrag van € 140.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.500,--.
het verweer
FC Twente voert verweer tegen de vordering, stellende dat met de zaakwaarnemer van [eiser], de heer [S] mondeling is afgesproken dat [eiser] als transfervergoeding toekwam een bedrag van € 10.000,--, zodat FC Twente niet gehouden is de vordering te voldoen.
4. beoordeling
Men hoort en ziet vaak dat een contract in de “voetbalwereld” niets waard is. Spelers en trainers gaan wanneer zich een “buitenkans” voordoet. Aan die praktijk kan nauwelijks een halt worden toegeroepen, ook niet door clubs. Het niet meewerken aan zo’n lucratieve transfer levert immers vaak een ontevreden speler op en een dergelijke situatie is voor de club uiterst vervelend.
Clubs zijn dan ook vaak niet of nauwelijks in staat om een speler in een voorkomend geval tegen te houden met een beroep op het contract. Achter de schermen wordt er dan vaak zeer stevig onderhandeld om in ieder geval een financiële compensatie voor het vertrek van die speler te verkrijgen.
In het onderhavige geval is het niet anders.
FC Twente en Wigan zijn een overgang van [eiser] overeengekomen en wel voor de transfersom van € 3.500.000,--. Het gevolg daarvan is dat [eiser] recht heeft op zijn deel van die som, zijnde € 150.000,--.
In zijn arbeidsovereenkomst staat expliciet opgenomen hoe daar mee om moet worden gegaan, indien de toekomstige club van [eiser] de transfersom in termijnen betaalt. Het genoemde artikel zegt dan immers dat de aan [eiser] toekomende vergoeding ook in termijnen zal worden voldaan.
In het onderhavige geval is kennelijk sprake van een min of meer uitgestelde betaling van ruim een jaar: Wigan zou de transfersom immers betalen op 10 augustus 2011, terwijl [eiser] op 30 juli 2010 zijn contract bij Wigan heeft ondertekend. Hiermee is een situatie geschapen, welke lijkt op de situatie welke zou ontstaan bij betaling in termijnen. De oplossing daarvoor ligt dan ook voor de hand: FC Twente behoeft de € 150.000,-- niet voor 10 augustus 2011 aan [eiser] te betalen.
Kennelijk wil FC Twente aan die betaling aan [eiser], ondanks zijn contract, niet meewerken, want er worden kennelijk onderhandelingen gevoerd (tussen wie???) waaruit zou blijken dat is afgesproken dat [eiser] accoord zou gaan met een bedrag van € 10.000,--.
[Eiser] beroept zich op de al eerder genoemde bepaling in artikel 21.8 van de arbeidsovereenkomst, welke voorschrijft dat wijzigingen in de overeenkomst slechts schriftelijk kunnen geschieden, waarmee hij wil betogen dat de wijziging, zoals door FC Twente voorgestaan, niet schriftelijk is overeengekomen.
FC Twente tracht zeer vindingrijk zich onder die bepaling uit te redeneren door er op te wijzen dat het geen wijziging van de arbeidsovereenkomst betreft, maar een beëindiging van diezelfde overeenkomst, zodat gemeld artikel niet zou gelden.
In het Nederlandse arbeidsrecht geldt echter nog steeds en ook in het geval van voetballer, dat de rechten van de werknemer tenminste zeer serieus genomen moeten worden en dat er niet te snel afwijkingen moeten worden goedgekeurd, welke apert in het nadeel van de werknemer uitvalt.
Het gewraakte artikel 20.3 kan alleen van toepassing zijn bij een beëindiging van het dienstverband van de speler bij zijn “oude” club, zodat de stelling van FC Twente dat het schriftelijkheidsvereiste om die reden niet zou gelden, niet opgaat.
Partijen zijn in 2008 weloverwogen dat vereiste overeengekomen en het zou ridicuul zijn om die eis zonder slag of stoot terzijde te schuiven. Als dat zou gebeuren, dan zet dat de deur open naar scherpe onderhandelingen waarbij de oude club telkens die aan de speler toekomende transfervergoeding opnieuw ter discussie kan stellen en zelfs daarmee de transfer kan tegenhouden. Deze gang van zaken komt de kantonrechter zeer onjuist voor.
De overeenkomst zoals deze destijds tussen partijen is gesloten, dient te worden nagekomen, tenzij partijen daarvan schriftelijk afwijken. Dit is niet gebeurd, zodat FC Twente gehouden is de gehele aan [eiser] toekomende transfersom te betalen.
De stelling dat FC Twente hierdoor schade lijdt wijst de kantonrechter van de hand. In de arbeidsovereenkomst is immers in deze situatie voorzien: FC Twente behoefde de aan [eiser] toekomende transfervergoeding niet eerder te betalen dan de dag dat Wigan de betaling aan FC Twente zou hebben gedaan. Eventuele andere schade moge dan wellicht juist en voorstelbaar zijn, dat is in ieder geval een schade, waar partijen in 2008 geen aandacht aan hebben geschonken en derhalve voor lief hebben genomen.
Conclusie uit bovenstaande is dan ook dat de vordering van [eiser] toewijsbaar is, echter met dien verstande dat de wettelijke rente eerst toewijsbaar is vanaf 10 augustus 2011.
Voor toekenning van buitengerechtelijke incassokosten is geen plaats: zo deze al gemaakt zijn, moeten deze als nodeloos gemaakt worden aangemerkt, nu het zowel [eiser] als zijn gemachtigde al heel snel duidelijk was dat inning van de vordering buiten rechte een zinloze actie zou zijn.
FC Twente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden verwezen.
5. beslissing
Veroordeelt FC Twente om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 140.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt FC Twente in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 232,81 wegens verschotten en € 1.400,-- wegens salaris van zijn gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr H.R.K. Valk, kantonrechter, en op 22 november 2011 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.