RECHTBANK ALMELO
Sector Kanton
Locatie Almelo
Zaaknummer : 398863 CV EXPL 12-760
Uitspraak : 15 maart 2012 (s.r.)
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eisende partij
hierna te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. M.R. Wever, werkzaam bij FNV Horecabond Almere
tegen
1. [gedaagde sub 1]
2. [gedaagde sub 2]
3. [gedaagde sub 3]
4. [gedaagde sub 4]
gedaagden
hierna te noemen: [gedaagden]
1. de procedure
1.1 De eisende partij heeft gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding van
28 februari 2012.
1.2 De zaak is behandeld ter terechtzitting van 8 maart 2012.
[eiseres] heeft haar standpunt doen toelichten door haar gemachtigde.
Namens alle gedaagden heeft [gedaagde sub 4], gedaagde sub 4, tegen de vordering verweer gevoerd.
1.3 Het vonnis is bepaald op heden.
2. de feiten, het geschil en de motivering van de beslissing
2.1 Bij de beoordeling van dit geschil wordt uitgegaan van de navolgende feiten. Deze worden als vaststaand beschouwd omdat zij door één van partijen zijn gesteld en door de andere partij onvoldoende of niet zijn betwist of zijn erkend.
2.2 [eiseres] is per 1 september 2002 bij [gedaagden] in dienst getreden als zelfstandig werkend kok voor 38 uur per week. Vanaf 11 oktober 2008 heeft [eiseres] 13 uur per week ouderschapsverlof opgenomen. Vanaf 1 januari 2010 is de arbeidsovereenkomst gewijzigd in 27 uur per week, waarvan gemiddeld 9 uur per week als bedieningsmedewerker en 18 uur als zelfstandig kok. Het laatst betaalde loon bedraagt € 1.543,84.
In augustus 2011 is [eiseres] uitgevallen van het werk. Na een mediationtraject hebben partijen op 18 november 2011 een beëindigingovereenkomst getekend, waarbij de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2012 met wederzijds goedvinden is beëindigd en afspraken zijn gemaakt over de betaling van achterstallig loon, lopend loon, eindejaarsuitkering, vakantiebijslag, beëindigingvergoeding en de verstrekking van loonstroken vanaf april 2010.
2.3 [eiseres] vordert in kort geding [gedaagden] hoofdelijk, zo dat wanneer de een heeft betaald de ander voor dat deel zal zijn bevrijd, te veroordelen tot:
a betaling van het loon over december 2011 en januari 2011 ad € 3.087,60 bruto
b betaling van de eindejaarsuitkering over 2011 van € 248,86 bruto
c betaling van € 4.834,34 bruto aan achterstallig loon
d. betaling van vakantiebijslag over 1 juni 2011 tot 1 februari 2012 ad € 1.393,49
e. betaling van de beëindigingvergoeding van € 1.543,84
f. betaling van de maximale wettelijke verhoging ex 7:625 BW en 18c MWL, zijnde 50% van het te laat betaalde loon en vakantiebijslag, te weten een bedrag van € 4.782,19
g. betaling van de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen
h. het verstrekken van de loonstroken vanaf april 2010 en de jaaropgave 2011
i. betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 800,00, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2012.
[eiseres] voert daartoe aan dat [gedaagden] de in de beëindigingovereenkomst gemaakte afspraken niet is nagekomen. [eiseres] heeft bij de dagvaarding gevoegd de beëindigingovereenkomst en de brief van 23 december 2011 waarin wordt aangedrongen op nakoming van de gemaakt afspraken, waarbij tevens is medegedeeld dat [eiseres] aanspraak maakt op wettelijke rente, wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten.
Op het verweer van [gedaagden] betreffende de sleutels van de zaak, voert [eiseres] aan dat zij de eerste sleutel in 2004 is kwijtgeraakt toen haar tas met inhoud op 5 juni 2004 werd gestolen. [eiseres] overlegt het proces verbaal van aangifte van de tas; de tas is nooit teruggevonden. Vervolgens heeft [eiseres] van haar werkgever een nieuwe sleutel gekregen; die heeft zij na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst aangetekend retour gezonden.
2.4 [gedaagden] verweert zich, kort weergegeven, als volgt. Er zijn inderdaad afspraken gemaakt met [eiseres] over beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [gedaagden] heeft echter nog niet betaald omdat [eiseres] tijdens haar dienstverband de beschikking heeft gekregen over twee sleutels van het pand, en één daarvan door haar nog niet is ingeleverd. Als [eiseres] de sleutel niet inlevert, zal [gedaagden] aangifte moeten doen van de vermissing bij de verzekering, met alle gevolgen van dien.
2.5 De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De stelling van [gedaagden] dat hij de nakoming van de gemaakte afspraken mag opschorten totdat ook de tweede sleutel van [eiseres] is terug ontvangen, zal worden verworpen. In de eerste plaats is daarbij van belang dat in de beëindigingovereenkomst geen afspraken zijn gemaakt over het teruggeven van sleutels; de overeenkomst biedt dan ook geen grondslag om het teruggeven van de sleutels als voorwaarde te stellen voor het uitvoeren van de verplichtingen uit de overeenkomst.
Ook anderszins is er geen reden om aan te nemen dat het niet terugontvangen van een sleutel rechtvaardigt dat [gedaagden] de nakoming van haar verplichtingen uit de beëindigingovereenkomst uitstelt. Daarbij is van belang dat [eiseres] heeft gesteld dat de sleutel al in 2004 is gestolen en dat zij vervolgens een nieuwe sleutel heeft gevraagd en gekregen van haar werkgever. Deze gang van zaken is door [gedaagden] niet gemotiveerd betwist en wordt dus als vaststaand aangenomen. Bij [gedaagden] was dus al jaren bekend dat de sleutel verloren was. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] sinds 2004 schade heeft ondervonden van het feit dat de sleutel in vreemde handen is geraakt; noch van de zijde van de verzekering noch doordat iemand onrechtmatig van de gestolen sleutel gebruik heeft gemaakt.
Er is dan ook geen rechtsgeldige reden voor [gedaagden] om thans de nakoming van zijn verplichtingen op te schorten.
2.6 Nu voornoemd verweer van [gedaagden] is verworpen en de vorderingen verder niet zijn betwist, zullen de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 10% over het te laat betaalde loon en vakantiegeld, zijnde € 956,43 en dat de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen. Het versturen van een enkele brief kan niet worden aangemerkt als andere verrichtingen dan die waarvoor de in artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te houden.
2.7 [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
3. beslissing
De kantonrechter:
3.1 Veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zo dat wanneer de een heeft betaald de ander voor dat deel zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
- te betalen € 3.087,60 bruto aan loon over december 2011 en januari 2012, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de onderscheidenlijke data van opeisbaarheid tot de dag der voldoening;
- te betalen € 248,86 bruto aan eindejaarsuitkering, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2011 tot aan de dag der voldoening
- te betalen € 4.834,34 bruto aan achterstallig loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10% ad € 956,43 bruto, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2011 tot aan de dag der voldoening
- te betalen vakantiebijslag over 1 juni 2011 tot 1 februari 2012 ad € 1.393,49 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data der opeisbaarheid tot aan de dag der voldoening
- te betalen de beëindigingvergoeding van € 1.543,84 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2011 tot aan de dag der voldoening
3.2 [gedaagden] wordt tevens hoofdelijk veroordeeld om aan [eiseres] te verstrekken de gevorderde loonstroken en werkgeversverklaring 2011, binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per week dat de loonstroken en de jaaropgave niet zijn verstrekt, totdat alle loonstroken en de jaaropgave zijn verstrekt, zulks tot een maximum van € 1.000,00.
3.3 Veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zo dat als de een heeft betaald de ander voor dat deel zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 927,64, waaronder € 400,00 aan salaris voor zijn gemachtigde.
3.4 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.5 Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G. van Eerden, kantonrechter, en op
15 maart 2012 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.