RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : KK 08-514
Datum : 1 juli 2008
550
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam op de vordering in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te Den Haag
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. M.J. Draaisma
t e g e n:
de naamloze vennootschap ABN AMRO N.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam Zuidoost
gedaagde
nader te noemen de bank
gemachtigde: mr. H. Jongman
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 5 juni 2008 heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Bij brief van 16 juni 2008 heeft [eiser] de producties 36 en 37 in het geding gebracht. Bij brief van 17 juni 2008 heeft de bank de producties 1 tot en met 15 in het geding gebracht.
Ter terechtzitting van 19 juni 2008 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, vergezeld door zijn gemachtigde. De bank is verschenen bij mevrouw [persoon 1] en haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunt bepleit aan de hand van een pleitnotitie, welke is overgelegd.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
Bij brief van 24 juni 2008 heeft [eiser] verzocht een rapport van een psychiater in het geding te mogen brengen.
De bank heeft in reactie hierop verzocht dit verzoek af te wijzen.
Toestaan van het verzoek heeft tot gevolg dat de bank in de gelegenheid dient te worden gesteld hierop te reageren.
Deze gang van zaken strookt niet met het karakter van de onderhavige procedure. Om deze reden is het verzoek van [eiser] afgewezen. Daar komt bij dat [eiser] het rapport ook kan inbrengen in de reeds door hem aanhangig gemaakte bodemprocedure.
1. De feiten en omstandigheden
1.1. [eiser] is op 21 juni 1989 in dienst getreden bij de bank. Zijn laatste functie is [functie] in district [district] van het filiaal van de bank in [plaatsnaam].
1.2. Het laatst genoten salaris van [eiser] bedraagt € 7.493,33 bruto per maand excl. emolumenten waaronder een dertiende maand en bonus. In april 2008 heeft [eiser] nog een bonus ontvangen.
1.3. [eiser] heeft altijd goede beoordelingen gehad.
1.4. Op 27 februari 2008 is [eiser] gehoord door de afdeling Group Security van de bank.
Tijdens dit verhoor is hij geconfronteerd met een aantal onduidelijkheden in zijn agenda en ten aanzien van een aantal ingediende declaraties. [eiser] heeft dit verhoor na 2,5 uur afgebroken. [eiser] heeft een aantal vragen met betrekking tot zijn tijdbesteding in de periode september 2007 tot en met februari 2008 niet naar waarheid beantwoord. Tijdens dit verhoor bleek dat de bank onderzoek had gehad gedaan naar financiële privé transacties van [eiser]. De bank heeft hiervoor geen toestemming aan [eiser] gevraagd.
1.5. Bij brief van 29 februari 2008 heeft de bank [eiser] vrijgesteld van de verplichting de werkzaamheden te verrichten, teneinde hem in de gelegenheid te stellen de door [eiser] tijdens het verhoor op 27 februari 2008 aangeboden bewijsstukken te verzamelen. Tevens roept de bank [eiser] op om op 6 maart 2008 om 09.30 uur te verschijnen ten einde het verhoor voort te zetten.
1. 6. Op 5 maart 2008 heeft [eiser] zich ziek gemeld.
1.7. Bij brief van 11 maart 2008 heeft [eiser] de bank laten weten dat voortzetting van het verhoor voor hem zeer belastend is en dat hij zich onder medische behandeling heeft gesteld. Ook stelt [eiser] dat hij vermoedelijk al ca anderhalf jaar onder invloed is van een zware depressie dan wel overspannenheid en dat dit moet worden onderzocht.
1.8. Bij brief van 12 maart 2008 heeft de bank bij gebrek aan wetenschap betwist dat de ziekte van [eiser] al anderhalf jaar van invloed op zijn werk is geweest. De bank roept [eiser] op voor het spreekuur van de bedrijfsarts van 17 maart 2008 om 09.00 uur.
1.9. Op 7 maart 2008 heeft [eiser] zich gewend tot SDK psychologen.
Bij brief van 31 maart 2008 doet de behandelend psycholoog verslag van zijn/haar bevindingen.
Volgens de behandelend psycholoog kampt [eiser] reeds langer ( 2 jaar) met een “toenemende mate van overspannenheid met angstige depressieve stemming. De klachten
( concentratieverlies, afnemende vitaliteit, piekeren, slaapproblemen, vermoeidheid, angst) werden verergerd en versterkt door de houding van vermijding en dissimulatie. De oorzaak hiervan gelegen in omstandigheden in het persoonlijk leven van [eiser]. Hierdoor werd de omgang met anderen ( collega’s, cliënten etc) een kwelling, waar hij zo veel mogelijk aan trachtte ontkomen. Voorts heeft de psycholoog verklaard dat het vluchtgedrag dat mogelijk werd gemaakt door het maken van fictieve afspraken, als mede de verwarring over de precieze disgenoten tijdens bepaalde lunches maar ook de verwarring dan wel onware uitspraken tijdens het interview, past bij de geschetste pathologie. Volgens de behandelend psycholoog bestaat er dan ook causaal verband tussen de pathologie van [eiser] en de verweten gedragingen.
1.10. [eiser] heeft de bevindingen en aanbevelingen van de psycholoog bij brief van 10 april 2008 aan de bank gezonden. In dit schrijven stelt [eiser] voor om - gelet op zijn medische situatie - af te zien van verder verhoor en het onderzoek naar zijn tijdbesteding te staken dan wel op andere wijze de benodigde informatie te vergaren.
1.11. Bij brief van 14 april 2008 heeft de bank meegedeeld dat zij de bevindingen van de psycholoog aan de bedrijfsarts heeft voorgelegd en dat de bedrijfsarts van oordeel is dat er geen verband bestaat tussen de medische situatie van [eiser] en het gedrag van hem de afgelopen jaren. Volgens de bank is voortzetting van het verhoor mogelijk en noodzakelijk. Bovendien krijgt [eiser] dan de kans om naar waarheid te antwoorden. [eiser] wordt opgeroepen voor 16 april 2008 om 09.30 uur.
1.12. In reactie hierop heeft [eiser] bij fax van 14 april 2008 meegedeeld dat de druk die de bank uitvoert om hem bij het vervolg van het verhoor te krijgen niet bevorderlijk is voor zijn gezondheid en zelfs in strijd is met het beginsel van goed werkgever. Het inzetten van Group Security is een te zwaar middel, te meer er andere middelen zijn om achter de waarheid te komen. Tenslotte deelt [eiser] mee dat hij in dit stadium niet in staat is om aan het verhoor mee te werken.
1.13. Bij brief van 16 april 2008 deelt de bank mee dat zij de adviezen van de bedrijfsarts en huisarts heeft opgevolgd. Op basis hiervan kon en mocht de bank [eiser] vanaf 14 april 2008 oproepen voor voortzetting van het verhoor.
1.14 De bedrijfsarts heeft in april 2008 voorgesteld [eiser] te laten onderzoeken door een onafhankelijke psychiater.
1.15. Op 21 mei 2008 heeft het vervolgverhoor plaats gevonden. Het verslag hiervan is als productie 25 bij dagvaarding overgelegd. Op dit verslag is abusievelijk de datum 13 maart 2008 vermeld.
1.16. Bij brief van 27 mei 2008 deelt de bank [eiser] mee dat hij op staande voet wordt ontslagen. De dringende reden bestaat uit het navolgende:
“U bent werkzaam bij de bank als [functie] in het district [district]. In of omstreeks de periode september 2007 tot en met februari 2008, althans gedurende langere tijd, heeft u middels fictieve afspraken in uw elektronische agenda meerdere keren voorgewend dat u op die data en tijdstippen ten behoeve van de bank in de uitoefening van uw functie werkzaamheden verrichtte, terwijl daarvan op dat moment geen sprake was. U heeft dit desgevraagd erkend.
Voorts heeft u zonder dat u daartoe gerechtigd, gemachtigd of anderzijds toestemming had van de bank in of omstreeks de periode september 2007 tot en met februari 2008, althans gedurende langere tijd, één en/of meerdere declaraties ten behoeve van zakelijke lunches bij de bank ingediend, terwijl is komen vast te staan dat deze lunches geen zakelijk karakter hadden. U heeft dit desgevraagd erkend.
In het kader van voormeld onderzoek bent u op 27 februari 2008 en 21 mei 2008 gehoord. U heeft erkend dat u tijdens het interview op 27 februari 2008 meerdere vragen in strijd met de waarheid hebt beantwoord dan wel een leugenachtige verklaring hebt afgelegd.
Wij achten de bovenomschreven u verweten handelswijze(n), ieder voor zich doch tevens in samenhang beschouwd, onaanvaardbaar.
Deze bovengenoemde verwijten gelden ieder voor zich doch tevens in samenhang beschouwd als dringende reden (…).
Het vertrouwen dat wij in u moeten kunnen stellen is hierdoor onherstelbaar geschaad.
Gelet op het bovenstaande kan van ons redelijkerwijs niet gevergd worden het dienstverband met u te continueren.
(…) “
1.17. De behandelend psycholoog van [eiser] schrijft op 28 mei 2008 aan de gemachtigde van [eiser] onder meer:
“In gewoon Nederlands, mijnheer [eiser] was dood-ongelukkig maar wilde dat niet weten voor zich zelf en voor anderen; zijn voornaamste doel was zich door de dag te slepen en zich groot te houden voor zijn omgeving, eerst in de hoop dat het ‘vanzelf wel zou overgaan’, later vooral omdat hij zich diep schaamde en de weg terug niet kon vinden.
Toegespitst op de hem verweten gedragingen passen zowel het vluchtgedrag mogelijk gemaakt door het maken van fictieve afspraken, als de verwarring over de precieze disgenoten tijdens specifieke lunches, als de verwarring dan wel onware uitspraken tijdens het ‘interview’ bij de geschetste pathologie.
Ondanks zijn uitstekende intelligentie en jarenlange goede functioneren vond de heer [eiser] het kennelijk belangrijker om zijn façade op te houden in een laatste poging de narcistische krenking en overweldigende schaamte af te weren, dan om de gelegenheid aan te grijpen om, ook jegens zich zelf, open kaart te spelen”.
1.18. Bij brief van 2 juni 2008 betwist [eiser] de dringende reden van het ontslag op staande voet en stelt hij zich beschikbaar om, zodra hij weer arbeidsgeschikt is, de bedongen arbeid te verrichten.
1.19. Ten gevolge van het ontslag op staande voet is de regeling woningfinanciering medewerkers ABNAMRO Bank NV vervallen. Hierdoor zijn de condities van de hypothecaire geldlening opnieuw beoordeeld en is de hypotheekrente voor [eiser] per direct omhoog gegaan.
2. De vordering
2.1. [eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en bij wijze van voorziening, om de bank te veroordelen
I. aan [eiser] te betalen het volledige salaris van € 7.493,33 bruto per maand, vermeerderd met emolumenten tot dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd, een en ander vermeerderd met de wettelijke verhogingen;
II. aan [eiser] niet meer in rekening te brengen dan een hypotheekrente gelijk aan die hij tot zijn ontslag op staande voet op 27 mei 2008 op basis van de geldende regelingen genoot;
III. aan [eiser] het gebruik van de aan hem ter beschikking gestelde leaseauto te laten, conform de regeling die voor [eiser] gold tot 27 mei 2008;
IV. [eiser] in de gelegenheid te stellen aan zijn wettelijke reïntegratieverplichting bij de bank te voldoen en/of hem toe te laten tot het verrichten van werkzaamheden wanneer [eiser] weer arbeidsgeschikt is, zulks onder verbeurte van een dwangsom van
€ 3.000,00 voor iedere dag dat aan [eiser] deze gelegenheid niet door de bank wordt geboden;
V. binnen 48 uur na dit vonnis aan [eiser] af te geven dan wel te vernietigen alle in het kader van het onderzoek door de bank naar de gebeurtenissen rondom het ontslag op staande voet verwerkte informatie met betrekking tot zijn privé rekeningen zoals hij die als klant van de bank aanhoudt, zulks onder verbeurte van een dwangsom van
€ 5000,00 voor iedere dag dat de bank weigert aan de veroordeling te voldoen;
VI. de bank te verbieden om de van de gegevens via de bankrekening van [eiser] verkregen als bewijs te gebruiken al dan niet in enige gerechtelijke procedure tegen [eiser] dan wel in het kader van een af te geven integriteitverklaring;
VII. de bank te verbieden totdat bij rechterlijk oordeel in een bodemprocedure en in kracht van gewijsde is beslist ten aanzien van het gegeven ontslag op staande voet [eiser] op te nemen in een door de bank en andere financiële instellingen in en buiten Nederland gebruikte incidentenwaarschuwingssysteem dan wel register;
VIII. te betalen de kosten van dit geding.
2.2. Aan de vorderingen legt [eiser] - in aanvulling op het hiervoor weergegeven feitencomplex - samengevat het volgende ten grondslag.
[eiser] betwist dat er sprake is van een dringende reden. Uit de bevindingen van de psycholoog volgt dat het handelen/nalaten van [eiser] het gevolg is van een geestelijke dan wel psychische stoornis van [eiser]. Deze stoornis heeft tevens tot gevolg dat [eiser], geconfronteerd met vragen over zijn afwezigheid, zich niet meer direct kon herinneren waar hij was geweest. Met betrekking tot de ingediende declaraties stelt [eiser] zich vergist te hebben in de namen die hij tijdens de interviews heeft genoemd. Bovendien heeft [eiser] nimmer erkend dat de lunches geen zakelijk karakter hadden. Voorts bestrijdt [eiser] dat hij tijdens het eerste interview opzettelijk in strijd met de waarheid heeft verklaard en betwist hij dat het ontslag onverwijld is gegeven, nu de feiten die hebben geleid tot het ontslag reeds op 27 februari 2008 bekend waren. Ten slotte stelt [eiser] dat de bank het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden en geen rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [eiser], zoals zijn lange dienstverband, zijn goede beoordelingen, zijn psychische staat en de gevolgen die het ontslag voor [eiser] zullen hebben. [eiser] zal in de financiële wereld door zijn ontslag een carrière wel kunnen vergeten en gelet op zijn opleiding en ervaring zal [eiser] moeilijk een baan vinden buiten de financiële sector.
3. Het verweer
3.1. De bank voert - samengevat - het volgende verweer.
De bank erkent dat het functioneren van [eiser] gedurende de afgelopen jaren als goed tot zeer goed is beoordeeld, maar plaatst hier de kanttekening bij dat het functioneren van [eiser] mede wordt bepaald aan de hand van de resultaten die worden gehaald door de medewerkers van [eiser]. Op het onderdeel ‘ persoonlijke ontwikkeling ’ scoorde [eiser] in 2006 en 2007 - aldus de bank - een voldoende. In juni 2006 heeft de leidinggevende van [eiser], mevrouw [persoon 1], aangegeven dat [eiser] onder ander tekort schoot op het punt van zijn zichtbaarheid. Ook in december 2007 heeft zij [eiser] hierop gewezen. Het onzichtbare leiderschap van [eiser] leidde op 25 januari 2008 tot een anonieme melding via een speciaal e-mailadres voor klokkenluiders. Naar aanleiding hiervan heeft de leidinggevende van [eiser] Group Security opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar:
- de authenticiteit van de afspraken in de agenda van [eiser];
- de rechtmatigheid van de absentie van [eiser];
- de daadwerkelijke tijdbesteding van [eiser] gedurende werkuren.
Group Security heeft op basis van de agenda CRM, transacties van de privé bankrekening en de creditcard, zakelijke declaraties, verkeersovertredingen en tankpastransacties een onderzoek ingesteld. Voorts zijn drie medewerkers gehoord. Ook [eiser] is gehoord. [eiser] had tijdens dit verhoor op nagenoeg elke vraag een passend antwoord klaar. Op het moment dat [eiser] geconfronteerd werd met het patroon van pintransacties à € 150,00 op het Damrak, wenste [eiser] dat de opnameapparatuur werd uitgezet. Hij verklaarde dat hij na het overlijden van zijn vader in januari 2007 psychische problemen kreeg, waardoor hij vaak naar een therapeut in Amsterdam ging, die hij contant diende te betalen. Deze verklaring heeft [eiser] later ingetrokken. Op 21 mei 2008 vond het vervolgverhoor plaats. In dit verhoor zijn tevens een tweetal declaraties onderwerp van gesprek geweest. Naar aanleiding van het onderzoeksrapport van Security Group heeft de bank besloten om [eiser] op staande voet te ontslaan. De dringende reden bestaan uit:
- het voorwenden van werkzaamheden;
- het indienen van declaraties ten behoeve van zakelijke lunches op 8 oktober en 27 november 2007, terwijl is komen vast te staan dat deze lunches geen zakelijk karakter hadden.
- het afleggen van leugenachtige verklaringen.
De bank betwist dat er een causaal verband bestaat tussen de door [eiser] gestelde geestelijke stoornis en zijn gedragingen. De verklaring van de behandelend psycholoog van [eiser] is onvoldoende steekhoudend om hiervan uit te gaan. De bedrijfsarts heeft [eiser] voorgesteld om zich te laten onderzoeken door een onafhankelijke psychiater. [eiser] heeft stelselmatig zijn medewerking geweigerd. Zelfs indien op enig moment zou komen vast te staan dat [eiser] heeft gehandeld onder invloed van een psychische stoornis, maakt dit de dringendheid van de dringende reden niet anders. De vertrouwensbreuk is door het handelen van [eiser] zo groot dat voortzetting van het dienstverband niet langer van de bank gevergd kon worden.
4. De beoordeling
4.1. In deze kort geding procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van [eiser], strekkende tot vernietiging van het ontslag op staande voet, in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
4.2. Voorop wordt gesteld dat van de bank in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij tolereert dat een directeur van een filiaal met regelmaat een deel van zijn werktijd besteed aan andere zaken, de kosten van een of meerdere lunches declareert waarvan niet is komen vast te staan dat deze een zakelijk karakter hadden en hij op het moment dat hij met zijn gedragingen wordt geconfronteerd, onjuiste en/of leugenachtige verklaringen aflegt. Deze gedragingen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwende, rechtvaardigen in beginsel een ontslag op staande voet. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen, die een ontslag op staande voet - als een te zwaar middel - niet rechtvaardigen.
4.3. Een van deze bijzondere omstandigheden is - aldus [eiser] - gelegen in de omstandigheid dat hij ten tijde van de verweten gedragingen leed aan een ziekte/stoornis. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [eiser] verklaringen (zie r.o. 1.9. en 1.17.) van zijn behandelend psycholoog, de heer [persoon 2], in het geding gebracht.
4.4. De bevindingen van de heer [persoon 2] staan niet op zich zelf. Zo heeft mevrouw [persoon 3] (management assistente van [eiser]) onder meer verklaard dat het haar opviel dat [eiser] vaak ziek was (productie 6 aan de zijde van de bank) en dat hij er een gewoonte van maakte om interne afspraken af te zeggen. Mevrouw [persoon 4] heeft verklaard dat het opvallend was hoe vaak [eiser] afspraken buiten de deur en dan met name buiten het district had. Ook verklaarde zij dat het maandelijkse MT overleg waaraan ook [eiser] deelnam, al maanden niet door ging omdat [eiser] het steeds afzegde.
4.5. Uit de verklaringen van de collega’s volgt dat [eiser] dit gedrag ( het niet aanwezig zijn op het werk en het regelmatig afzeggen van interne afspraken) al langere tijd vertoonde. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaarde mevrouw [persoon 1] - de leidinggevende van [eiser] - dat zij [eiser] regelmatig heeft gewezen op zijn vele afwezigheid. Aannemelijk is dan ook dat [eiser] gedurende langere tijd niet functioneerde zoals van een bankdirecteur in redelijkheid verwacht kan worden. Ondanks dit feit heeft de bank tot eind februari 2008 geen aanleiding gezien om maatregelen te treffen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaarde mevrouw [persoon 1] op dit punt dat leidinggeven aan [eiser] vanwege zijn niveau niet aan de orde was. Wel werden er elke veertien dagen voortgangsgesprekken gehouden. In een situatie als hier beschreven ligt het echter voor de hand dat de bank onderzoekt wat er aan de hand is. In casu heeft de bank ervoor gekozen dit onderzoek te laten uitvoeren door Group Security & Fraud. Deze keuze is ingegeven door het feit dat mevrouw [persoon 1] - zo verklaarde - er geen heil meer in zag zelf met [eiser] te praten omdat hij altijd mooie verhalen had.
4.6. Wat hier verder ook van zij, zelfs indien het onderzoek door Group Security & Fraud noodzakelijk was om erachter te kunnen komen waar [eiser] zijn werktijd aan besteedde, verdient de handelswijze van de bank niet de schoonheidsprijs. Immers, één dag na ontvangst van het concept rapport heeft de bank [eiser] op staande voet ontslagen. De bank heeft [eiser] niet in de gelegenheid gesteld om zijn mening te geven. Dit is onzorgvuldig, te meer de bank aan het rapport zeer vergaande consequenties heeft verbonden. Daar komt bij dat uit het verslag van het vervolgverhoor volgt dat [eiser] herhaaldelijk heeft aangegeven dat hij niet meer wist waarom hij bepaalde afspraken heeft gemaakt en dat dit past bij zijn ziektebeeld. Group Security & Fraud, noch de bank hebben echter oog willen hebben voor deze mogelijkheid. Dit klemt te meer aangezien [eiser] zich kennelijk vaak ziek meldde en de brief van de heer [persoon 2] van 31 maart 2008 voldoende aanknopingspunten bood voor nader onderzoek. Naar het voorlopige oordeel van kantonrechter had de bank de ogen dan ook niet mogen sluiten voor de mogelijkheid dat aan het gedrag van [eiser] een medische of psychische oorzaak ten grondslag ligt. Door deze mogelijkheid niet nader te onderzoeken, heeft de bank jegens [eiser] niet zorgvuldig genoeg gehandeld. Dat neemt niet weg dat nader (psychiatrisch) onderzoek nodig zal zijn om de gewenste duidelijkheid te verkrijgen.
4.7.In het licht van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden en de overige omstandigheden van het geval in aanmerking nemende, waaronder het lange dienstverband van [eiser], zijn goede beoordelingen en de voor hem zeer ernstige gevolgen van deze wijze van beëindiging, is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat het ontslag op staande voet een te zwaar middel is. Om deze reden wordt voorshands aangenomen dat vordering van [eiser] in de bodemprocedure zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van het gevorderde achter I. en II. van het petitum van de dagvaarding gerechtvaardigd is. Voor zo ver de bank van mening is dat het dienstverband niet gehandhaafd kan blijven omdat er sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk, kan zij een procedure ex artikel 7:685 BW entameren.
4.8. De gevorderde wettelijke verhoging wordt in overeenstemming met het beleid van de sector kanton beperkt tot 25%.
4.9. Het gevorderde achter III wordt toegewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] tijdens arbeidsongeschiktheid geen gebruik mag maken van de leaseauto en de bank hiertegen overigens geen verweer heeft gevoerd.
4.10. Het gevorderde achter IV wordt afgewezen omdat reïntegratie eerst aan de orde is, indien het noodzakelijke vertrouwen is hersteld.
4.11. Ten aanzien van het gevorderde achter V heeft te gelden dat, ongeacht de vraag of de bank onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, hij bij toewijzing van het gevorderde geen belang heeft. Immers afgifte van de gegevens is zinloos omdat het gaat om gegevens waar [eiser] zelf al over beschikt of op eenvoudige wijze over kan beschikken. Vernietiging heeft evenmin zin omdat de bank deze gegevens op eenvoudige wijze weer kan verkrijgen omdat [eiser] bij de bank bankiert.
4.12. Het gevorderde achter VI wordt afgewezen omdat dit kort geding zich niet leent voor beantwoording van de vraag welke informatie toelaatbaar is om eventueel als bewijs te dienen in de bodemzaak.
4.13. Het gevorderde achter VII wordt toegewezen, nu het belang hierbij voor [eiser] evident is en de bank hiertegen geen verweer heeft gevoerd.
4.13. Gelet op de uitkomst van dit geschil wordt de bank in de kosten van dit geding veroordeeld.
4.14. Alle overige stellingen kunnen verder onbesproken blijven.
5. De beslissing
De kantonrechter
I. veroordeelt de bank
a. te betalen aan [eiser] het overeengekomen loon van € 7.493,33 bruto per maand, te vermeerderen met de overeengekomen emolumenten tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is geëindigd en vermeerderd met de wettelijke verhoging, met een maximum van 25%;
b. aan [eiser] het gebruik te laten van de aan hem ter beschikking gestelde leaseauto conform de regeling die voor [eiser] gold tot 27 mei 2008, tot aan de dag dat het aan het dienstverband rechtsgeldig een einde is gekomen dan wel partijen omtrent dit gebruik nadere afspraken hebben gemaakt;
c. aan [eiser] niet meer in rekening te brengen dan een hypotheekrente gelijk aan die hij tot zijn ontslag op staande voet op 27 mei 2008 op basis van de ter zake geldende regelingen betaalde;
d. verbiedt de bank totdat bij een rechterlijk oordeel in de bodemprocedure en in kracht van gewijsde is beslist ten aanzien van het ontslag op staande voet, [eiser] op te nemen in een door de bank en andere financiële instellingen in en buiten Nederland gebruikte incidentenwaarschuwingssysteem dan wel register;
II. veroordeelt de bank in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] begroot op
- voor verschuldigd griffierecht € 107,00
- voor het exploot van dagvaarding € 85,44
- voor salaris van gemachtigde € 400,00
In totaal: € 592,44
één en ander, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
II. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
III. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. I. M. Vanwersch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter